Pasen, telkens weer

Viering 27 en 28 april 2019

Thema: Pasen, telkens weer
Lectoren: Ria van Luijk en Frans Langemeijer/ Toon van Mierlo en Liesbeth van Leijen
Muzikale ondersteuning: Hans Moerman, cantor/ Melodiek; Coby Wagemans, piano
Voorganger: Corrie Dansen

Openingslied
Za: De vreugde voert ons naar dit huis
Zo: Hier wordt een huis voor God gebouwd

Welkom
Lieve mensen, Welkom wie je ook bent, wat je ook met je meedraagt aan vreugde en verdriet, aan licht en duisternis. Je aanwezigheid hier maakt dat we met elkaar kunnen vieren, ieder met zijn of haar eigen bijdrage. Welkom allemaal op deze tweede zaterdag/zondag van de Paastijd, vandaag met verhalen over menszijn, met alle vallen en opstaan die daar bij horen, verhalen over een keerpunt in iemands leven. Een, misschien bekend, verhaal over vallen en opstaan is dat van kunstschilder Ton Schulten. In 1991 kreeg hij een zwaar ongeluk, waarna hij drie dagen in coma lag. Tijdens die drie dagen kreeg hij visioenen in de prachtigste kleuren. Sindsdien probeert hij in zijn schilderijen die kleuren te benaderen. Echt laten zien wat hij gezien heeft kan niet, zegt hij, “dat is over de grenzen heen”. Toch is die ervaring voor hem altijd zijn inspiratiebron en wil hij anderen laten delen in de vreugde die hij ervaren heeft. Een aantal beelden met zijn kleuren gaan deze viering met ons mee.
Laten we nu eerst stil worden en ruimte maken in onszelf om ons te laten raken door wat we vanavond/vanmorgen horen, zien en ervaren.

Gebed
Jij onnoembare, die we ontoereikende namen geven, ben ons vanavond/vanmorgen nabij. Mogen we in de ruimte van ons hart, in de ruimte van de nabijheid met elkaar jouw aanwezigheid ervaren.

Acclamatie
Za: Licht zal ons leven zijn
Zo: Die ons voor het licht gemaakt hebt

Inleiding bij de lezingen:
We luisteren vandaag naar vertrouwde verhalen; dat over Jakob en de ladder naar de hemel en dat over de Emmaüsgangers. Frans en Ria / Toon en Liesbeth zullen die voor ons lezen.

Eerste lezing: Genesis 28: 10 – 22 Frans/Toon
Jakob verlies dus Berseba en ging op weg naar Charan. Op zijn tocht kwam hij bij een plaats waar hij bleef overnachten omdat de zon al was ondergegaan. Hij pakte een van de stenen die daar lagen, legde die onder zijn hoofd en ging op die plaats liggen slapen. Toen kreeg hij een droom. Hij zag een ladder die op de aarde stond en helemaal tot de hemel reikte, en daarlangs zag hij Gods engelen omhoog gaan en afdalen. Ook zag hij de Heer bij zich staan, die zei: ‘Ik ben de Heer, de God van je voorvader Abraham en de God van Isaak. Het land waarop je nu ligt te slapen zal ik aan jou en je nakomelingen geven. Je zult zoveel nakomelingen krijgen als er stof op de aarde is; je gebied zal zich uitbreiden naar het westen en het oosten, naar het noorden en het zuiden. Alle volken op aarde zullen wensen zo gezegend te worden als jij en je nakomelingen. Ikzelf sta je terzijde, ik zal je overal beschermen, waar je ook heen gaat, en ik zal je naar dit land terugbrengen; ik zal je niet alleen laten totdat ik gedaan heb wat ik je heb beloofd.’
Toen werd Jakob wakker. ‘Dit is zeker,’ zei hij, ‘op deze plaats is de Heer aanwezig. Dat besefte ik niet.’ Eerbied vervulde hem. ‘Wat een ontzagwekkende plaats is dit,’ zei hij, ‘dit is niets anders dan het huis van God, dit moet de poort van de hemel zijn!
De volgende morgen vroeg zette Jakob de steen die hij als hoofdsteun had gebruikt rechtop, en wijdde hem door er olie over uit te gieten. Hij gaf die plaats de naam Betel; vroeger heette het daar Luz. Daarna legde hij een gelofte af: ‘Als God mij ter zijde staat en mij op deze reis beschermt, als hij mij brood te eten geeft en kleren aan mijn lichaam, en als ik veilig terugkom bij mijn verwanten, dan zal de Heer mijn God zijn. Deze steen die ik gewijd heb, zal dan een huis van God worden – en ik beloof dat ik u dan een tiende zal afstaan van alles wat u mij geeft.

Lied
Za: De Heer heeft mij gezien
Zo: Wonen overal, nergens thuis

Tweede lezing: Lucas 24: 13 – 35 Ria/Liesbeth
Diezelfde dag gingen twee van de leerlingen op weg naar een dorp dat Emmaüs heet en op zestig stadie van Jeruzalem verwijderd ligt. Ze spraken met elkaar over alles wat er was voorgevallen. Terwijl ze zo met elkaar in gesprek waren, kwam Jezus zelf naar hen toe en liep met hen mee, maar hun blik werd vertroebeld, zodat ze hem niet herkenden. Hij vroeg hun: ‘Waar loopt u toch over te praten?’ Daarop bleven ze somber gestemd staan. Een van hen, die Kleopas heette, antwoordde: ‘Bent u dan de enige vreemdeling in Jeruzalem die niet weet wat daar deze dagen gebeurd is?’ Jezus vroeg hun: ‘Wat dan?’ Ze antwoordden: ‘Wat er gebeurd is met Jezus uit Nazaret, een machtig profeet in woord en daad in de ogen van God en van het hele volk. Onze hogepriesters en leiders hebben hem ter dood laten veroordelen en laten kruisigen. Wij leefden in de hoop dat hij degene was die Israël zou bevrijden, maar inmiddels is het de derde dag sinds dit alles gebeurd is. Bovendien hebben enkele vrouwen uit ons midden ons in verwarring gebracht. Toen ze vanmorgen vroeg naar het graf gingen, vonden ze zijn lichaam daar niet en ze kwamen zeggen dat er engelen aan hen waren verschenen. De engelen zeiden dat hij leeft. Een paar van ons zijn toen ook naar het graf gegaan en troffen het aan zoals de vrouwen hadden gezegd, maar Jezus zagen ze niet.’ Toen zei hij tegen hen: ‘Hebt u dan zo weinig verstand en bent u zo traag van begrip dat u niet geloofd in alles wat de profeten gezegd hebben? Moest de messias al dat lijden niet ondergaan om zijn glorie binnen te gaan?’ Daarna verklaarde hij hun wat er in al de Schriften over hem geschreven stond en hij begon bij Mozes en de profeten.
Ze naderden het dorp waarheen ze op weg waren. Jezus deed alsof hij verder wilde reizen. Maar ze drongen er sterk bij hem op aan om dat niet te doen en zeiden: ‘Blijf bij ons, want het is bijna avond en de dag loopt ten einde.’ Hij ging mee het dorp in en bleef bij hen. Toen hij met hen aan tafel lag, nam hij het brood, brak het en gaf het hun. Nu werden hun ogen geopend en herkenden ze hem. Maar hij werd onttrokken aan hun blik. Daarop zeiden ze tegen elkaar: ‘Brandde ons hart niet toen hij onderweg met ons sprak en de Schriften voor ons ontsloot?’ Ze stonden op en gingen meteen terug naar Jeruzalem, waar ze de elf en de anderen aantroffen, die tegen hen zeiden: ‘De Heer is werkelijk uit de dood opgewekt en hij is aan Simon verschenen!’ De twee leerlingen vertelden wat er onderweg gebeurd was en hoe hij zich kenbaar had gemaakt door het breken van het brood.

Za: Uw woord is een lamp
Zo: Oren en ogen gaan open voor jezus

Overweging
Boeiende verhalen, de lezingen van vandaag. Hoe meer ik me erin verdiepte, hoe meer ik de ervaring had dat ze alletwee gaan over wat je gemakshalve “het menselijk tekort” kunt noemen. En daarmee kwamen de mensen in de verhalen dichtbij me, werden hun verhalen herkenbaar voor me.
Jakobs bestemming is een vruchtbaar leven te leiden en zijn volk verder te brengen. Op cruciale momenten vertrouwt hij er niet op dat het goed komt, dat God het goed voor heeft met hem en gaat hij grenzen over in het contact met zijn vader en zijn broer. Hij liegt en bedriegt en beschaamt daarmee het vertrouwen dat ze in hem hebben. En dan, dan is de situatie thuis niet meer veilig voor hem. Jakob is niet meer thuis bij zichzelf. Hij moet weg, weg van z’n vader, die hij niet meer zal zien, weg van zijn moeder met wie hij zo’n sterke band heeft, weg van zijn broer, die zo woedend op hem is dat hij Jakob wel kan vermoorden.
Zo is het verhaal van Jakob een verhaal voor me over de worstelingen met wat er binnen in me kan spelen en over hoe ik me kan gedragen en waar ik me schuldig over voel of voor schaam. Over de strijd die ik voer met mijn ego. Over zaken waar ik mezelf voor veroordeel.
Het wordt donker in Jakobs leven. Hij komt bij de grens van het land van belofte, vervuld van gevoelens van wanhoop en vertwijfeling, hij voelt zich schuldig, schaamt zich voor wat hij heeft gedaan, hij is angstig en verdrietig. Eenzaam en alleen valt hij in slaap. En droomt zijn droom van bevrijding. Als hij wakker wordt richt hij zich op, hij voelt zich vergeven en kan zichzelf vergeven. Er is licht en lucht, hij kan weer ademhalen, weer leven, vruchtbaar zijn. Hij is dankbaar jegens God, die hij nabij weet en die hem draagt. Jakob heeft nog een lange weg te gaan. Hij zal nog veel momenten tegenkomen waarin hij zichzelf tegenvalt, maar hij weet dat het land van belofte op hem wacht. Deze ervaring van een ontmoeting met mededogen, een hand op z’n schouder, begripvol contact, een ontmoeting met die liefdevolle God legt voorgoed een bodem onder zijn bestaan. Hij weet nu dat het goed is dat hij bestaat, met al zijn lichte en schaduwkanten. Hij kan weer openstaan voor wie en wat er op zijn pad komt.
Ook met de Emmaüsgangers gaat het aanvankelijk niet goed. Hun hoop op een nieuwe wereld is de bodem ingeslagen, ze voelen zich verlaten, ze zijn leeg en gedesillusioneerd. Ze hebben niets meer om naar uit te kijken en zich voor in te zetten. Wat doen ze er nog toe?
Het verhaal roept associaties bij me op aan verschillende momenten in onze recente geschiedenis die me een gevoel gaven van “nu gaat het beter worden met onze wereld”. Bijvoorbeeld de ontmoeting van Reagan en Gorbatsjov in Reijkjavik, de val van de Berlijnse muur, de Arabische lente, Obama, die president werd. Momenten van hoop en verwachting. En nu een tijd waarin het soms voor me aanvoelt alsof verbindingen alleen maar verloren gaan en er geen nieuwe, positieve tot stand komen. Moedeloosheid kan me dan overvallen, de hoop die ik voelde verdwenen.
En dan is daar die vreemdeling met z’n verhalen van bevrijding, die het hart van de twee mensen laat branden. Het perspectief van bevrijding wekt hen op uit hun lethargie. Deze onbekende man willen ze niet loslaten, ze nodigen hem uit bij hen thuis. Als hij het brood breekt en deelt, weten ze het weer. Hier gaat het om! Een nieuwe wereld begint hier, bij ons. Ze weten weer waartoe ze uitgenodigd zijn, ze voelen zich geroepen. Ze staan op en leven weer, opgewekt uit het donker van moedeloosheid en teleurstelling. Ze gaan op weg naar de stad van vrede, om te doen wat Jezus voordeed: breken en delen en samen leven. Verhalen van bevrijding en opstaan doen.
Zo gaan beide verhalen voor mij over perspectief en toekomst. Over hoop en vertrouwen dat na het donker het licht er weer zal zijn. Weten dat je er mag zijn en dat je er toe doet. Dat de wereld niet zonder jouw bijdrage kan. Het is een uitnodiging om te doen waartoe je geroepen bent, met vallen en opstaan. En met elkaar. Het zijn verhalen van bevrijding, van opstaan en leven. Pasen, telkens weer!

Geloofslied
Za: Om warmte gaan we een leven
Zo: Om warmte gaan we een leven

Tafel klaarmaken en collecte:
Voorbeden Frans/Toon
Laten we bidden voor mensen die getroffen zijn door geweld. Dat er door verdriet, woede en verscheurdheid heen vertrouwen mag komen en moed om verder te gaan. Dat er mensen om hen heen zijn die hen niet verloren laten gaan.
Laten we bidden voor mensen die geweld gebruiken. Dat er aandacht is voor wat er aan donkers in hen leeft. Dat er voor hen een weg naar bevrijding van die donkerte mag bestaan.
Laten we bidden voor onszelf, voor onze momenten van moedeloosheid en wanhoop. Dat er mensen zijn die ons zién en bemoedigen. Dat we telkens opnieuw weer kunnen opstaan en leven.
Corrie
Laten we bidden voor wat er in onze harten leeft; voor wat er in ons intentieboek is opgeschreven; voor degenen die ziek zijn en de mensen om hen heen; voor de mensen die er niet meer zijn en toch bij ons blijven. Dat zij geborgen zijn in Jouw naam.

Acclamatie
za : Heer, onze God, wij bidden u verhoor ons
zo: Heer ontferm u/ Gedenk ons hier bijeen

Tafelgebed Ria/Liesbeth
Hoe hoopgevend is jouw naam:
Ik zal er zijn.
Hoe bevrijdend is jouw licht:
warm en verhelderend
Hoe liefdevol is jouw hand:
open en nabij
Hoe verfrissend is jouw bron:
zuiver en levengevend

jouw naam dragen wij met ons mee,
jouw licht willen wij uitdragen,
jouw hand maken wij tot de onze,
jouw bron laat ons leven stromen

om mens te zijn,
zoals Jij je had ingebeeld,
zorgend voor de aarde,
voor al wat leeft en is,

om mens te zijn,
zoals eens Jezus,
die ons voorging,
opkwam voor anderen,
trouw bleef aan Jou,
en zo aan zichzelf.

Corrie
In de avond voor zijn sterven
toonde hij nog eenmaal
wie hij was en blijven wou voor ons.

In het bijzijn van zijn vrienden heeft hij brood genomen,
dankte Jou voor het brood,
brak het en deelde het aan zijn vrienden met de woorden:
‘Neem en eet van dit brood, dit is mijn leven, ik geef het aan jullie.’

Hij nam een beker, sprak een dankgebed,
en zei daarbij:
‘Drink hieruit en proef van mijn liefde,
zodat mijn vreugde in u zal zijn en haar volheid bereikt.
Heb elkaar lief, zoals ik u heb lief gehad.’

In zijn geest zullen wij leven.
Zo zal jouw naam ‘Ik zal er zijn’
een blijvende belofte zijn,
zal het licht stralen,
zullen handen elkaar vinden
en bronnen van leven zullen stromen.

Zie de mens, nieuw geboren,
deuren zullen open gaan,
een nieuwe lente breekt aan,
de wereld komt tot leven.

Zijn woorden indachtig,
zal jouw koninkrijk komen,
daarom bidden wij:

Onze Vader, die ….

Vredewens: Laten we elkaar uitnodigen om licht te zijn en vrede te verspreiden. Wensen we elkaar daartoe vrede en alle goeds.

Vredeslied
Za: Stad van vrede
Zo: Dona nobis pacem in terra

Uitnodiging aan tafel: In het breken van het brood herkenden ze hem. Laten we dat ook vandaag doen, brood breken en delen, hem herkennen en zijn boodschap met ons meedragen naar huis en verder. Iedereen van harte uitgenodigd.
Communielied
Za: Gij komt tot ons
Zo: Eet en drinkt van brood en wijn

Afsluiting tafelgedeelte: in stilte

Goed om te weten:
Bloemetje van de week:
Slotgedachte: Ria/Liesbeth
Als de dag begint, een tekst van Anselm Grün bij dit schilderij van Ton Schulten
Elke morgen bevat een belofte: ik kan opnieuw beginnen. De dag ligt nog ongerept voor me. Voor ons christenen is elke morgen ook een beeld van de opstanding. De zon gaat elke morgen op en overwint de duisternis. De zon laat ons leven in een nieuw licht stralen.
Anselm Grün, bij werken van Ton Schulten, in “Het geheim van de weg”

Zegen Corrie
Gij
Met uw naam Ik-zal-er-Zijn,
die ontferming bent en liefde,

zie ons,
met al wat wij zijn en niet zijn,

kom over ons met uw geest,
dat wij nieuw worden

en opstaan uit alles
wat geen leven is, geen leven geeft. (Franck Ploum: Onze Vader wat zeg je?; Reisleider bij een oergebed, blz 80)

Vragen we daartoe de zegen van elkaar en van die wij noemen Vader, Zoon en Goede Geest.

Slotlied
Za: Dans van de zee
Zo: Levens is van zeven dagen

Nog geen reacties

Reactie plaatsen