Zie ik of zie ik niet?

Elk blad ademt de boom tot leven

Geloofsgemeenschap San Salvator 29 – 30 maart 2014
Thema: Zie ik of zie ik niet? Hoor ik of hoor ik niet?
Voorganger: Martien van Stiphout
Muzikale ondersteuning: Melodiek

Openingslied za: Vrede voor jou – zo: Hoor mij, wees niet doodse stilte

Begroeting en welkom

’Er zij licht’, sprak God, en er was licht! Met dit scheppingswoord wensen wij elkaar hartelijk welkom. Bijzonder welkom Jan Obbens, die met zijn bijdrage vanuit de Stichting Dovenzorg Malawi mee voorgaat.
‘Tot inkeer komen op weg naar Pasen’ brengt ons bij de vraag: zie ik of zie ik niet? Hoor ik of hoor ik niet? Het evangelie van Johannes vertelt over een blinde die leert zien, en over zienden die verblind zijn. De vastendoek van Stichting Dovenzorg Malawi brengt in beeld waar God aan het licht treedt. Wij geloven dat dit speciaal gebeurt in mensen met een goddelijke uitstraling; hen komen we tegen in het land van de doven en blinden. Jezus ontmoet er een mens die vanaf zijn geboorte blind is. Hij wordt genezen en dan volgt een parabel van zien en niet zien. Sindsdien wordt van hem gezegd, dat hij kijkt zoals God kijkt!

Wij bidden om vergeving
Hier zijn wij, God, uw mensen,
U hebt ons het licht geschonken,
U doet ons zien de weg die wij moeten gaan.
Accamatie za: Heer ontferm U, – zo: Keer ons om naar U toe

Stem ons af op uw licht,
open onze ogen voor de gaven van uw schepping,
die ons doen leven.

Keer ons om, als wij uw schepping afbreken,
als wij elkaar het licht in de ogen niet gunnen,
en doe ons de ander zien met nieuwe ogen..

Kom over ons met uw Geest die heel maakt
en schenk al uw mensen voorspoed en zegen.

Eerste lezing: volgens Johannes 9, 1-17
In het voorbijgaan zag Jezus iemand die al vanaf zijn geboorte blind was. Zijn leerlingen vroegen: ‘Rabbi, hoe komt het dat hij blind was toen hij geboren werd? Heeft hij zelf gezondigd of zijn ouders?’
‘Hij niet en zijn ouders ook niet,’ was het antwoord van Jezus, ‘maar Gods werk moet door hem zichtbaar worden. Zolang het dag is, moeten we het werk doen van hem die mij gezonden heeft; straks komt de nacht en dan kan niemand iets doen. Zolang ik in de wereld ben, ben ik het licht voor de wereld.’ Na deze woorden spuwde hij op de grond. Met het speeksel maakte hij wat modder, hij streek die op de ogen van de blinde en zei tegen hem: ‘Ga naar het badhuis van Siloam en was u daar.’ (Siloam is in onze taal ‘gezondene’.) De man ging weg, waste zich, en toen hij terugkwam kon hij zien. Zijn buren en de mensen die hem kenden als bedelaar zeiden: ‘Is dat niet de man die altijd zat te bedelen?’ De een zei: ‘Ja, die is het,’ en de ander: ‘Nee, maar hij lijkt er wel op.’ De man zelf zei: ‘Ik ben het echt.’ Toen vroegen ze: ‘Hoe zijn je ogen opengegaan?’ Hij zei: ‘Iemand die Jezus heet, maakte wat modder, streek die op mijn ogen en zei: “Ga naar Siloam om u te wassen.” Ik ging erheen, en toen ik me gewassen had kon ik zien.’ Ze vroegen: ‘Waar is die man?’ ‘Dat weet ik niet,’ zei hij. Toen namen ze de man die blind geweest was mee naar de Farizeeën. De dag dat Jezus modder gemaakt had en zijn ogen geopend had, was namelijk een sabbat. Ook de Farizeeën vroegen hoe het kwam dat hij kon zien. En weer vertelde hij: ‘Hij heeft wat modder op mijn ogen gedaan, ik heb me gewassen en nu kan ik zien.’ Sommige Farizeeën meenden: ‘Zo iemand komt niet van God, want hij houdt zich niet aan de sabbat,’ maar anderen zeiden: ‘Hoe zou een zondig mens zulke wondertekenen kunnen doen?’ Er ontstond verdeeldheid. Daarop vroegen ze aan de blinde: ‘Wat denk jij van die man? Het zijn immers jouw ogen die hij genezen heeft.’ ‘Hij is een profeet,’ was zijn antwoord.
Antwoordzang za: Twee handen schoon gebleven – zo: Hij die de blinden weer deed zien

Tweede lezing: volgens Johannes 9,34-38
Toen riepen ze: ‘Jij, sinds je geboorte een en al zonde, wil jij ons de les lezen?’ En ze joegen hem weg.
Jezus hoorde dat en zocht hem op. Hij vroeg: ‘Gelooft u in de Mensenzoon’ ‘Als ik wist wie het was, heer, zou ik in hem geloven,’ zei hij. ‘U kijkt naar hem en u spreekt met hem,’ zei Jezus. Toen zei de man: ‘Ik geloof, Heer,’ en hij boog zich voor Jezus neer.
Acclamatie: Oren en ogen gaan open voor Jezus

Overweging

Een pastor is ’n bedelaar die aan ’n andere bedelaar zegt waar hij brood kan halen. Met een toespeling op het thema vandaag: preken betekent dat de ene blinde aan de andere blinde vertelt waar licht te vinden is. Maar weten wij wat blind betekent voor een mens?
Sinds kerstavond blijft zij mij ontroeren: Bettie van de Berg blindgeboren, trouwe kerkganger, ze ontstak op die avond een zelfgemaakte kaars en zei: ‘ik dank mijn ouders voor het licht en de liefde die jullie mij gegeven hebben. Mogen mijn licht en liefde jullie omhullen.’
‘Zie ik of zie ik niet’ is voor Bettie geen vraag meer. Opvallend, de blinde in het evangelieverhaal heeft ook geen vraag. De blindgeborene begint met te doen wat Jezus zegt: hij gaat zich wassen in de Siloam, dat betekent gezondene, mens met een opdracht.
Doen wat Jezus zegt, is een eerste stap op de weg van het geloof. Vervolgens vertelt de blinde tot drie maal toe wat er gebeurd is. De blinde vertelt; de leerlingen en toehoorders blijven vragen; zij zoeken naar schuld. Jezus gaat daarin niet met hen mee; hij probeert hen open te maken voor het mysterie van de Eeuwige; hij probeert te zien wat God doet.
Op mijn vraag of ik haar mag vermelden in het verhaal van de genezing van de blinde, antwoordt Bettie: ja, maar ik ben niet genezen; ik ben nog steeds blind. … Na korte stilte: Ik ben wel blij dat ik blind geboren ben en niet blind geworden; ik weet niet anders.
Het verhaal van de blindgeborene is ook het verhaal van de leerlingen op de dovenscholen in Malawi. Blind en doof zijn worden vaak met elkaar vergeleken en meestal voegen we eraan toe: ik weet niet wat erger is, doof of blind zijn. Bettie zegt spontaan: niet horen is erger, want bij doofheid is het geluid en de ruimte weg. Ik zie een vrouw voor me, gevangen in duisternis al vanaf haar geboorte. God waarom? Waarom zij?
Opvallend: hoe Jezus elk geredeneer over de oorzaak van blindheid afkapt en duidelijk maakt wat er met de blinde gebeuren moet; dat mensen hem aan het licht brengen. Zo gaat de blinde zien en komt tot geloof. Zien wordt geloven, als je gaat kijken zoals God kijkt. En kijken zoals God kijkt, is kijken met je hart en met elkaar ontdekken waar licht te vinden is.
Jarenlang dacht ik, dat geloof alles te maken had met catechismus en theologie. Misschien juist daarom ben ik door het slijk gegaan. In jaren van ervaringen ontdekte ik dat mensen die ik bezocht zich met andere dingen bezighielden dan catechismus en theologie me geleerd hadden. Ontmoetingen met fijne mensen hebben veel in me veranderd. Met waardering herinner ik mensen van te goeder trouw. Zij laten mij inzien dat God niets anders wil dan dat we mens worden en daar altijd mee doorgaan. Blindenstok en gehoorapparaten zijn van grote waarde, ook een cursus spraakafzien, maar bovenal gaat het om aandacht, licht en ruimte.
Een joods verhaal vertelt ons over een oude rabbi die vroeg wanneer de nacht eindigt en de dag begint. Toen geen van zijn leerlingen het juiste antwoord kon geven, zei hij zelf: Wanneer je een mens in het gezicht kunt kijken en je ziet je broeder of zuster, dan is het dag. Kun je dat niet dan is het nog nacht om je heen’.
Licht en duister, dag en nacht: het speelt zich af in elk mensenleven. Gemakkelijk is dat niet: je moet door het slijk én je wordt door het slijk gehaald, want er zijn in het leven meer vragen dan zekerheden en ook bij ons zetten mensen zich redenerend tegen elkaar af, omdat ze op gelijk uit zijn. Dat slijk moet van je afgewassen worden; dat slijk moet je zelf van je afwassen, voordat je weer gezond kunt vertrouwen in jezelf en andere mensen. Koersend op wat je ziet of hoort – te midden van al wat niet te zien of niet te horen is – is bevrijdend: dat brengt je tot geloof; dat doet je geloven.
Rabbijn Soetendorp vertelt een verhaal van een Engelse rabbi, die als kind Auschwitz heeft meegemaakt. In het kamp neemt zijn vader hem mee en haalt uit zijn zak een paar stukjes vet. Daar maakt hij een lontje in en zegt: nu gaan we dat kaarsje aansteken en elkaar wat licht gunnen. Die jongen zegt dan: hoe kun je dat doen vader? Dat vet kan ons leven redden. Waarop die vader zegt: je kunt weken leven zonder vast voedsel, je kunt dagen leven zonder water, maar je kunt geen dag leven zonder hoop.
Geloofslied za: Hij gaf aan blinden het gezicht – zo: Hoor, maar ik kan niet horen

Muzikaal intermezzo en collecte

Voorbede
Bidden wij vol vertrouwen dat wij zien mogen…
Voor onze blindgeboren wereld: dat wij zien mogen wat ons tot vrede strekt; dat wij verder mogen zien dan de grenzen van economie en technisch kunnen; dat wij Gods menselijkheid mogen zien.

Zegen ons met het licht van uw ogen

Voor mensen binnen en buiten de kerken: dat wij mensen geen schijnlicht voorhouden, elkaar niet belasten met onbegrijpelijke opdrachten; dat wij niet vervreemden van onszelf, elkaar niet isoleren en uitsluiten; dat wij Gods menselijkheid in elkaar mogen zien.

Zegen ons met het licht van uw ogen

Voor mensen die hier wonen of te gast zijn: dat wij in de beproevingen van ons leven zicht houden.
Wij bidden voor onze zieken, voor mensen in crisis. ….
Mogen ook de ernstig gehandicapte kinderen in het verre Malawi kunnen leven in het besef, dat zij niet alleen gelaten worden. En een beetje kunnen rekenen op een menswaardiger bestaan.

Zegen ons met het licht van uw ogen

Onze overledenen gedenken wij, in dankbaarheid voor wat zij voor ons betekenen:
Dat wij, verbonden met hen, Gods menselijkheid in ons midden blijven zien.

Tafelgebed Veertigdagentijd

Vredewens
Wanneer je een mens in het gezicht kunt kijken en je ziet je broeder of zuster, dan is het dag.
Vredelied za: Waar vriendschap heerst en liefde – zo: De vrede, de vrede zal zijn

Communie Ruimte voor genezing: Ik zal er zijn!

Communielied za: De Heer heeft mij gezien – zo: Dat wij niet slapen

Gebed na communie
God, die licht en liefde zijt,
soms zien we niet wat Gij van ons vraagt te doen in deze wereld,
soms zien we niet, waar wij onze talenten kunnen inzetten,
soms is er een waas voor onze ogen, zijn wij ziende blind.
Laat uw licht door ons schijnen en in ons wezen
en mogen wij zo al handelend zichtbaar worden voor anderen.

Slotgedachte
Broeder Wladimir: over dovenscholen in Malawi

Zegen en zending
Hoop doet leven!
Moge Hij dat in ons aan het licht brengen,
die Vader is, Zoon en heilige Geest.

Slotlied za: Zijt Gij, mijn God een herder – zo: Wat vrolijk over U geschreven staat

Nog geen reacties

Reactie plaatsen