VIJFENTWINTIGSTE ZONDAG DOOR HET JAAR

EERSTE LEZING    Jes., 55, 6-9

Uit de Profeet Jesaja

Zoekt de Heer nu Hij zich laat vinden, roept Hem aan nu Hij nabij is. De ongerechtige moet zijn weg verlaten, de zondaar zijn gedachten; hij moet naar de Heer terugkeren – de Heer zal zich erbarmen – terug naar onze God, die altijd wil vergeven. Uw gedachten zijn nu eenmaal niet mijn gedachten, mijn wegen niet uw wegen – is de godsspraak van de Heer – maar zoals de hemel hoog boven de aarde is, zo hoog gaan mijn wegen uw wegen te boven en mijn gedachten uw gedachten.

Want zoals de sneeuw en de regen uit de hemel neerdalen en daarheen pas terugkeren als zijde aarde hebben gedrenkt, haar hebben bevrucht en met planten bedekt. Wanneer zij zaad hebben gegeven aan de zaaier, en brood aan de eter; zo zal het ook gaan met mijn woord, dat voortkomt uit mijn mond, het keert niet vruchteloos terug, maar pas wanneer het heeft gedaan wat Mij behaagt, en alles heeft volvoerd, waartoe ik het heb gezonden.

EVANGELIE             Mt., 20, 1-16a

Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Mattheüs

In die tijd vertelde Jezus aan zijn leerlingen de volgende gelijkenis: “Met het Rijk der hemelen is het als met een landeigenaar die vroeg in de morgen uitging om arbeiders te huren voor zijn wijngaard. Hij werd het met de arbeiders eens voor een denarie per dag en stuurde ze naar zijn wijngaard. Rond het derde uur ging hij er weer op uit en zag nog anderen werkeloos op de markt staan. En hij zei tot hen: Gaat ook naar mijn wijngaard en ik zal u geven wat billijk is. En zij gingen. Rond het zesde en negende uur ging hij nog eens uit en deed hetzelfde. Rond het elfde uur ging hij opnieuw uit en vond er weer anderen staan. Hij zei tot hen: “Wat staat ge hier de hele dag werkeloos?” Ze antwoordden hem: “Niemand heeft ons gehuurd”. Daarop zei hij tot hen: “Gaat ook gij naar mijn wijngaard.” Bij het vallen van de avond sprak de eigenaar van de wijngaard tot zijn rentmeester: Roep de arbeiders en betaal hen uit, te beginnen met de laatsten en zo tot de eersten. Toen de arbeiders van het elfde uur kwamen, kregen zij elk een denarie; toen nu ook de eersten kwamen, meenden dezen dat zij meer zouden krijgen, maar ook zij kregen ieder de overeengekomen denarie. Ze namen hem wel aan, maar begonnen tegen de landeigenaar te morren en zeiden: Dezen hier, die het laatst gekomen zijn, hebben maar een uur gewerkt en gij stelt ze gelijk met ons die de last van de dag en de brandende hitte hebben gedragen. Maar hij antwoordde een van hen: “Vriend, ik doe u toch geen onrecht? Zijt gij niet met mij overeengekomen voor een denarie? Neem wat u toekomt en ga heen. Ik wil aan degene die het laatst gekomen is, evenveel geven als aan u. Mag ik soms met het mijne niet doen wat ik verkies of zijt ge kwaad, omdat ik goed ben? Zo zullen de laatsten de eersten en de eersten de laatsten zijn.”

 

Ter Overweging

 Ps. 145 (144), 2-3, 8-9, 17- 18

REFREIN: Nabij is de Heer voor elk die Hem aanroept.
U wil ik prijzen iedere dag, uw naam verheerlijken voor altijd.
De Heer is groot en alle lof waardig, zijn grootheid is niet te doorgron­den.
De Heer is vol liefde en medelijden, lankmoedig en zeer goedgunstig.
De Heer is bezorgd voor iedere mens, barmhartig voor al wat Hij maakte.
De Heer is rechtvaardig op al zijn wegen, en heilig in al wat Hij doet.
Nabij is de Heer voor elk die Hem aanroept, voor elk die oprecht tot Hem bidt.

 

Nog geen reacties

Reactie plaatsen