Van je familie moet je het maar hebben

Elk blad ademt de boom tot leven

SAN SALVATORGEMEENSCHAP viering 6 & 7 juni
Thema: Van je familie moet je het maar hebben voorganger: Franneke Hoeks
Muzikale ondersteuning: de Cantorij Cantor zaterdag: Marcel van der Maeden
OPENINGSLIED Dit huis is een huis

WELKOM
Van je familie moet je het maar hebben, is het thema van deze viering. Familie kies je niet, die krijg je en je zult het er mee moeten doen. Laten we er in het begin van deze viering ook maar helder over zijn: in families is het lang niet altijd rozengeur en maneschijn. Het gaat vandaag natuurlijk niet louter en alleen over bloedverwantschap, maar vooral over het familiegevoel. Dat gevoel van ergens bij horen, ergens lid van zijn. Je ergens mee verbonden voelen schept een band. In onzekere tijden zoeken mensen naar houvast. Het gevaar bestaat dat het gevoel van ons-kent-ons tot verenging en uitsluiting leidt. Laten we aan het begin van deze viering de stilte zoeken die ruimte schept.

GEBED
Goede God, jij, die naar ons omziet en het beste met ons voor hebt.
In jou voelen mensen zich thuis. Door jou vinden mensen elkaar.
Dat is mooi en goed. Schep echter ook steeds weer ruimte in ons,
ruimte die de grenzen van onze eigenheid openbreekt.

Als ik omkeer

INLEIDING OP LEZINGEN
We luisteren naar twee lezingen waarin familiebanden een belangrijke rol spelen. Het zijn geen gemakkelijke verhalen. We mogen ze zien als spiegelverhalen. De eerste lezing, een verhaal uit het boek Rechters laat ons zien hoe het niet moet als het gaat over samenleven. In het tweede verhaal uit Marcus wordt een ander en uitdagend beeld van familiebanden geschetst.

1E LEZING Rechters 12 1- 6
De Efraïmieten brachten een leger op de been en staken de Jordaan over naar Safon. ‘Waarom bent u tegen de Ammonieten opgetrokken zonder ons erbij te betrekken?’ wilden ze van Jefta weten. ‘We zullen u met huis en al verbranden!’ Jefta antwoordde hun: ‘Toen mijn volk en ik in oorlog waren met de Ammonieten heb ik u opgeroepen, maar u bent me niet te hulp gekomen. Dus toen ik merkte dat er van uw kant geen hulp te verwachten was, ben ik met gevaar voor eigen leven zelf tegen de Ammonieten ten

strijde getrokken, en de HEER heeft ze aan mij uitgeleverd. Waarom valt u mij nu dan aan?’ Daarop riep hij alle mannen van Gilead op, bond de strijd aan met de Efraïmieten en versloeg hen. De Efraïmieten hadden namelijk gezegd: ‘Jullie zijn niets anders dan een stel gevluchte Efraïmieten. Gilead hoort bij Manasse, en dus evengoed bij Efraïm!’ Daarna bezetten de Gileadieten de oversteekplaatsen van de Jordaan om de Efraïmieten de terugtocht te beletten. Wanneer een Efraïmiet die wilde vluchten vroeg of hij de rivier mocht oversteken, vroegen ze hem: ‘Kom jij uit Efraïm?’ Dat ontkende hij natuurlijk, maar dan vroegen ze: ‘Zeg eens: “sjibbolet”.’ Als hij dan ‘sibbolet’ zei, en het woord dus niet goed uitsprak, grepen ze hem en doodden ze hem ter plekke. Op die dag sneuvelden al met al tweeënveertigduizend Efraïmieten.
LIED Nooit hoorden wij

2E LEZING Marcus 3 20- 35
Jezus ging terug naar huis, en weer verzamelde zich een menigte, zodat ze zelfs niet de kans kregen om te gaan eten. Toen zijn verwanten hiervan hoorden, gingen ze op weg om hem, desnoods onder dwang, mee te nemen, want volgens hen had hij zijn verstand verloren. Ook de schriftgeleerden die uit Jeruzalem gekomen waren, zeiden: ‘Hij is bezeten door Beëlzebul,’ en: ‘Dankzij de vorst der demonen kan hij demonen uitdrijven.’ Toen hij hen bij zich geroepen had, sprak hij tot hen in gelijkenissen: ‘Hoe kan Satan zichzelf uitdrijven? Als een koninkrijk innerlijk verdeeld is, kan dat koninkrijk niet standhouden; als een gemeenschap innerlijk verdeeld is, zal die gemeenschap niet kunnen standhouden. En als Satan tegen zichzelf in opstand is gekomen en verdeeld is, kan ook hij niet standhouden, maar gaat hij zijn einde tegemoet. Bovendien kan niemand het huis van een sterkere binnengaan om zijn inboedel te roven, als hij die sterkere niet eerst vastgebonden heeft; pas dan kan hij zijn huis leeghalen. Ik verzeker u: alle wandaden en godslasteringen, hoe erg ook, kunnen de mensen worden vergeven, maar wie lastertaal spreekt tegen de heilige Geest, krijgt in alle eeuwigheid geen vergeving, want zo iemand is schuldig aan een onuitwisbaar vergrijp.’ Dit omdat ze gezegd hadden: ‘Hij is bezeten door een onreine geest.’Intussen waren zijn moeder en zijn broers aangekomen. Ze stuurden iemand naar binnen om hem te halen. Zelf bleven ze buiten wachten. Er zat een groot aantal mensen om hem heen, en die zeiden tegen hem: ‘Uw moeder en uw broers staan buiten en zoeken u.’ Hij antwoordde: ‘Wie zijn mijn moeder en mijn broers?’ Hij keek de mensen aan die in een kring om hem heen zaten en zei: ‘Jullie zijn mijn moeder en mijn broers. Want iedereen die de wil van God doet, die is mijn broer en zuster en moeder.’

Dat wij volstromen

OVERWEGING
Toen ik de tekst uit Rechters voor het eerst las, dacht ik even wat moet ik met deze tekst. Kort door de bocht, ferme taal, kortzichtig met een heleboel doden als gevolg. De uitspraak van een klein woordje dat beslist over leven en dood. Niet van deze tijd, toch?
Ik weet niet hoe het bij u is, maar in mijn familie hebben we vaak aan een half woord genoeg. Als iemand bij ons koffie zegt, of rood, of kroosje denkt iedereen aan hetzelfde verhaal, hetzelfde voorval. Deze eenvoudige alledaagse woorden weerspiegelen de band, de geschiedenis die we met elkaar delen.
In de lezingen van vandaag gaat het over woorden die maken of je erbij hoort – of niet. Familiebanden, je achtergrond, je tongval, je kleding zijn belangrijke aspecten bij het gevoel van erbij horen. Bij een groep horen is fijn. Jij kent de anderen uit de groep en zij kennen jou. Dat is vertrouwd en veilig. Familie kan zo’n band zijn. Vrienden kunnen zo’n band zijn. Een geloofsgemeenschap kan zo’n band zijn. Waar mensen echter een hechte band met elkaar hebben, kan er ook grens ontstaan tussen wij en zij.
Het boek Rechters vertelt over woelige tijden waarin zaken rondom geloof en afkomst lang niet altijd klip en klaar waren. De stammen van Israël zijn verdeeld en het volk van Israël keert zich keer op keer af van God. De goden van de plaatselijke bevolking zijn aantrekkelijker dan de god van het Verbond. Ze verliezen hun eigen geschiedenis uit het oog en worden overrompeld door het vreemde, het andere. Pas als de Israëlieten zich weer op hun eigen God richten, komt er hulp in de vorm van aanvoerders die het volk vrij moesten vechten.
Jefta was zo’n aanvoerder. Een man die verstoten was door zijn eigen familie omdat hij de zoon was van een prostituee. Jefta leefde als een bandietenleider aan de rand van de samenleving. In tijden van oorlog en onzekerheid wordt er gezocht naar een sterke aanvoerder en er was geen betere strijder dan Jefta en zo wordt de buitenstaander de leider van de stam.
De 12 stammen van het volk Israël zijn in het boek rechters geen eenheid meer. In het verhaal van vandaag komen de Efraïmieten klagen dat zij niet gevraagd zijn, om mee te strijden. Waar door Jefta om hulp gevraagd werd, werd die niet gegeven, alleen achteraf is er gemor en geklaag. Als er dan ook nog aan de eigenheid van Gilead, de stam van Jefta, wordt getwijfeld is de maat vol en worden de wapens getrokken. Een heftig verhaal waarin de grenzen van de stam en de familie worden bewaakt door één woordje: sjibbolet. Als je dit goed uit kunt spreken ben je er één van ons, zo niet… Van je familie moet je het maar hebben.
En dan het buitenbeentje Jezus. Zijn broers, zussen, zijn moeder maken zich grote zorgen over wat er rondom Jezus gaande is. Doe nou maar gewoon, want dit kan niet goed aflopen, lijken ze te denken. Zijn familie twijfelt aan hem, aan wat hij doet. Hij is niet goed wijs! Woorden die vast en zeker uit bezorgdheid werden gesproken maar toch: van je familie moet je het maar hebben.
Tegelijkertijd doen de Schriftgeleerden er alles aan om Jezus in diskrediet te brengen. Door hem voor de voeten te werpen, dat hij voor de duivel werkt willen ze hem isoleren, in een kwaad daglicht stellen. Ze willen ervoor zorgen dat zijn volgelingen hem in de steek zullen laten en dat hij alleen komt te staan. Maar Jezus laat zich door niets en niemand uit het veld slaan. Als ik voor de duivel werk, dan ga ik diezelfde duivel toch niet uitdrijven? Zo dient hij de Schriftgeleerden van repliek. Als de gemeenschap innerlijk verdeeld is, kan de gemeenschap niet standhouden horen we Jezus in dit verhaal zeggen. Gemeenschap, onderlinge verbondenheid zijn blijkbaar een groot goed. Maar hoe zit het dan met zijn familie, zijn bloedverwanten? Jezus geeft een andere draai aan wat familie is. Mijn broers en zussen zijn die mensen die de wil van god volbrengen, zo zegt hij.
Twee verhalen die ons iets laten zien over samenleven, over verbondenheid tussen mensen. In het geval van Jefta gaat het om verbondenheid die uitsluit en uitroeit. Een samenhorigheidsgevoel dat begrensd en afgesloten is. De eigenheid wordt met harde hand beschermd. Dat is niet iets uit louter Oud Testamentische tijden. De grenzen van Europa sluiten zich voor mensen die de situatie in hun eigen land ontvluchten. Terreurorganisaties die met geweld hun eigen staat, gebied of ideologie verdedigen. Of dichter bij huis: als er plannen bekend worden gemaakt voor een asielzoekerscentrum in Den Bosch, ontstaat er binnen no time een actiegroep die zich met ferme taal tegen dit voorstel keert. “Als onze stad door 700 vluchtelingen wordt overspoelt heeft dat grote gevolgen voor onze eigenheid en veiligheid.” Voorbeelden van nu.
En dan het woordje sjibbolet. Ook dat is misschien wel actueler dan we in eerste instantie denken. Hoe vaak krijgen mensen, die onze taal niet goed beheersen, niet te maken met vooroordelen. “Je zult het wel niet goed begrepen hebben.” Het sjibbolet van onze tijd.
Jezus laat ons echter iets zien van andere manieren van familie zijn, een andere verbondenheid tussen mensen. Bij hem gaat het om verbanden die verbinden en ruimte scheppen. Hij lijkt tegen zijn familie te zeggen: houd mij niet vast, beperk mij niet. Laat er altijd ruimte zijn in onze kring. Hij spreekt over een open verbondenheid van mensen die droom, verlangen, daadkracht delen. Mensen die het beste met elkaar, met anderen, met de wereld voorhebben. Ik denk dat Jezus dat onder de wil van God verstaat. Het goede leven voor allen waarbij de blik keer op keer bewust gericht wordt op wie buiten de eigen kring staan.
Als ik van de week in de krant lees dat inwoners van het Griekse eiland Kos de handen ineen slaan om vluchtelingen op hun eiland gastvrij onderdak te bieden. Dan wordt ik daar even warm van. Als ik zie met hoeveel enthousiasme leerlingen van basisschool het Palet afgelopen week meegedaan hebben aan onze actie voor de voedselbank, dan voel ik hoop in mezelf opborrelen.
Voorbeelden waarin voor mij iets van Gods wil oplicht. Verbondenheid die niet afdekt of uitsluit maar mensen die zich met elkaar verbonden weten, elkaar de hand reiken dwars door taal en culturen heen. En dan denk ik even ja… van je familie, zoals Jezus daar over spreekt, als een open verband, van die familie moeten we het hebben.
GELOOFSLIED Zo Dat woord

VOORBEDEN
Eeuwige wij bidden tot jou voor alle mensen die zich buitengesloten voelen,
dat jouw naam een kracht mag zijn die verbindt. Keer ons om

voor mensen in conflictsituaties waar menslievendheid ver te zoeken is
dat jouw naam een kracht mag zijn die vrede brengt. Keer ons om

voor mensen die het lef hebben om buiten hun vertrouwde wereld een hand te reiken naar het onbekende.
dat jouw naam een kracht mag zijn die doet leven. – Keer ons om

Eeuwige wij bidden tot jou voor alles wat ons bezig houdt: het verdriet, de pijn maar ook de momenten van geluk en dankbaarheid,
voor de intenties die geschreven staan in ons intentie boek, voor mensen die ons ontvallen zijn maar die we in ons hart met ons mee dragen.

Koester de namen

TAFELGEBED
Gezegend, Jij, God-met-ons, uit jouw liefde is ons leven ontstaan,
uit jouw handen mogen wij het leven ontvangen, om ten volle mens te zijn,
in al onze grootsheid, in al onze kleinheid.
Wij willen Jou danken voor dit leven, voor de schoonheid en de vreugde,
voor de kwetsbaarheid en gebrokenheid, voor de liefde en verbondenheid
om samen door het leven te gaan, elkaar te dragen en ons gedragen te weten.
Wij willen jou danken voor jouw zoon Jezus, die zijn juk op onze schouders wil leggen
om onze lasten te kunnen dragen: zachtmoedig naar anderen en naar onszelf.
Zoals Hij willen wij in alle eenvoud het leven dragen,
in vertrouwen op Jou dat Jij ons niet laat vallen.
Zo dragen wij Hem met ons mee, want op de laatste avond van zijn leven,
heeft Hij ons zijn lijf en ziel voor eeuwig gegeven.
In het bijzijn van zijn vrienden heeft Jezus brood genomen,
dankte Jou voor het brood, brak het en deelde het aan zijn vrienden uit
met de woorden: ‘Neem en eet van dit brood,
dit is mijn leven, ik geef het aan jullie.’
Hij nam een beker, sprak een dankgebed, en zei tot zijn vrienden:
‘Drink hieruit en proef van mijn liefde, zodat mijn vreugde in jou zal zijn
en haar volheid bereikt. Heb elkaar lief, zoals ik jou heb lief gehad.’
Zo heeft Hij zich aan ons gegeven, om blijvend te dragen, als levend brood
om samen met Hem de weg te kunnen gaan die ons gegeven is.
Zo weten wij ons gedragen door Jou, zo dragen wij elkaar,
met respect en mededogen, vanuit het besef dat wij geen gemeenschap zijn
waar mensen buitengesloten worden waar vastgehouden wordt aan oude wetten,
waar geen plaats is voor andersdenkenden. Laat ons met de hulp van Jouw Geest
een gemeenschap zijn van mensen in beweging, vol ruimte en openheid voor elkaar.
Raak ons met jouw liefdesvuur. Verfris ons, doe ons herleven
in het doen van gerechtigheid. Laten wij elkaar tot brood worden,
brood van vrede en liefde, laat ons daartoe bidden met de woorden die Jezus ons geleerd heeft:

ONZE VADER

VREDESWENS
Elkaar vrede wensen is prachtig. Maar laat onze vrede nooit verzanden in een gevoel van wat hebben wij het goed samen. Laat onze vrede er een zijn van openheid en verbinding.

VREDESLIED Ubi Caritas

UITNODIGING AAN DE TAFEL VAN BROOD EN WIJN
Wees welkom aan deze tafel waar we brood, wijn, vreugde en verdriet delen met elkaar.
Een tafel waar genoeg is voor iedereen en waar de kring nooit gesloten is.
LIED Voor mensen die naamloos

SLOTGEDACHTE
Soms is het genoeg als één mens haar stem in de stilte laat horen
de armoede bij zijn naam noemt het onrecht onder woorden brengent
het verlangen naar anders en beter voor het eerst in een lied bezingt.

Soms is het genoeg als één mens voorgaat en zichtbaar maakt hoe het
anders kan, hoe we anders kunnen delen en werken, andere aandacht
en bezieling kunnen geven aan kwetsbare en vergeten mensen.

Wij zijn geen grote gemeenschap en kunnen geen grote dingen doen
maar zijn wel rijk aan mensen met ogen handen oren een hart een stem
mensen die hoop kunnen brengen en anderen in die hoop laten delen
Uit: Liefde in je Naam van Charles van Leeuwen

ZEGENWENS
Laat ons gaan met goede moed en met nieuw vertrouwen,
anderen niet afbrekend, maar opbouwend, anderen niet ontmoedigend,
maar inspirerend. Laten we elkaar en anderen tot licht en vrede zijn
in naam van de eeuwige, die we noemen vader, zoon en goede geest.

SLOTLIED Zo De woorden

Nog geen reacties

Reactie plaatsen