Oversteken

Elk blad ademt de boom tot leven

San Salvatorgemeenschap 2 oktober 2016
Thema: Oversteken
Voorganger: Alice Bremmer van de Bezoekgroep Noorderkroon en Nieuwehagen
Muzikale ondersteuning: De Cantorij

Openingslied za: Zo vriendelijk en veilig  -zo: Licht dat ons aanstoot in de morgen

Welkom
Een speciaal welkom voor eventuele gasten vanuit Noorderkroon en Nieuwehagen

Openingsgebed
Acclamatie za:
Wees hier aanwezig – zo: Wek mijn zachtheid weer

1e lezing: Genesis 32:23-32
Het was nog nacht toen Jakob opstond en de Jabbok overstak op een doorwaadbare plaats, samen met zijn beide vrouwen, zijn twee bijvrouwen en zijn elf kinderen. Nadat hij hen over de rivier had geholpen, bracht hij ook al zijn bezittingen naar de overkant. Maar zelf bleef hij achter, helemaal alleen, en er worstelde iemand met hem totdat de dag aanbrak. Toen de ander zag dat hij het niet van hem kon winnen, raakte hij Jakobs heup tijdens die worsteling ontwricht. Toen zei de ander: ‘Laat mij gaan, het wordt al dag.’ Maar Jakob zei: ‘Ik laat u niet gaan tenzij u mij zegent.’ De ander vroeg: ‘Hoe luidt je naam?’ ‘Jakob,’ antwoordde hij. Daarop zei hij: ‘Voortaan zal je naam niet Jakob zijn maar Israël, want je hebt met God en mensen gestreden en je hebt gewonnen.’ Jakob vroeg: ‘Zeg me toch hoe u heet.’ Maar hij kreeg ten antwoord: ‘Waarom vraag je naar mijn naam?’ Toen zegende die ander hem daar. Jakob noemde die plaats Peniël, ‘want,’ zei hij, ‘ik heb oog in oog gestaan met God en ben toch in leven gebleven.’ Zodra hij bij Peniël was overgestoken, zag hij de zon opkomen. Jakob liep mank. Omdat de ander hem had aangeraakt bij de spier die boven het heupgewricht ligt, eten de Israëlieten de heupspier niet, tot op de dag van vandaag.
Acclamatie za: Gij zijt voorbijgegaan – zo: Tijd van vloek en tijd van zegen

2e lezing: van Cas Steens
Als het gaat om pastorale zorg is mijn focus de afgelopen jaren verschoven. De oudere mens is in beeld gekomen. Met een team van mensen afkomstig uit deze gemeenschap ondersteunen wij de pastorale zorg in Noorderkroon en Nieuwehagen. Het is mooi en interessant werk, soms ook confronterend. Het brengt ons in contact met uiteenlopende mensen, maar de rode draad die door alle contacten heen loopt is toch de verstrijkende levensavond. Die brengt zo zijn eigen levensvragen en zorgen met zich mee.
Opgenomen worden in een verzorgingshuis of verpleeghuis is voor veel mensen een ingrijpende gebeurtenis. Vaak had men zich een andere levensavond voorgesteld. Niet zelden gaat het samen met het verlies van een levenspartner. Weg uit de vertrouwde omgeving, alleen, lichamelijke beperkingen zoals het belanden in een rolstoel. Het leven wordt aan banden gelegd. Men voelt zich soms gedumpt, afgeschreven. Dat is een bron van veel verdriet en frustratie. Van boosheid ook. In het gunstigste geval is er een levend geloof waarop kan worden teruggevallen. Dat is dan een troost. Het is fijn als je dat treft . Mooie gesprekken levert dat op. Je krijgt er een goed gevoel van. Maar soms verkruimelt het geloof in je hand tot een hoopje loze woorden. Dan is het lastig. Dan wordt er ook aan de eigen geloofsboom geschud. Dan is het speuren naar aanknopingspunten, delven naar verborgen schatten, zoals mooie herinneringen die helend zijn, spoortjes licht die soms leiden naar het grotere licht van aanvaarding, acceptatie, overgave.
Wat ik heel bijzonder en vervullend vind, zijn de maandelijkse gespreksvieringen. We komen  dan bij elkaar, Alice, ikzelf en zo’n twaalftal ernstig dementerende bejaarden. Het zijn vooral heldere, duidelijke concepten die in die bijeenkomsten centraal staan, een soort geestelijke pictogrammen: Licht en donker, talenten, zorgen, groei, zaaien en oogsten. De communicatie is heel eenvoudig en direct. Vaak neemt het gesprek een loop die je niet kon vermoeden. De reacties zijn primair en vaak ontroerend, soms ook heel komisch. Mensen die teruggebracht zijn tot hun essentie: Liefde! We steken kaarsjes aan, betasten voorwerpen, luisteren naar het geluid van een klankschaaltje en ik speel wat op de mondharmonica. Heel zintuiglijk allemaal. Het zijn mijn favoriete bijeenkomsten!
Het is slechts een indruk. Er is veel meer over te vertellen. De veelheid aan vormen die diaconie in de praktijk  kan aannemen. Present zijn, overal waar het om mensen gaat. Ook vanuit deze gemeenschap.
Acclamatie za:  Blijf niet staren – zo: Ubi Caritas

Overweging
Hoe is dat, wanneer op een dag je lichaam zegt dat de grens bereikt is. Dat je het niet meer alleen kan omdat je te veel vergeet. Dat je dus de plek moet verlaten waar je thuis bent. En terecht komt op een kamer van drie bij vier. waar het bed centraal staat. Met het nachtkastje. Waar de huiskamer niet echt jouw huiskamer is. En je niet zomaar de voordeur uit kunt lopen omdat je niet meer lopen kunt, of omdat je de weg niet meer kent. Zo veel als moet worden losgelaten aan het einde van het leven. Je eigen tuin. Je buurvrouw. Je allerliefste. Je vaste bezigheden.
Wij, Mignon en Cas en Ria en ik – wij dachten meteen hier aan toen we het verhaal van Jakob hoorden. Die aan de rivier staat. Alleen. Alles wat hij in zijn leven verworven heeft is aan de overkant – de liefde van zijn leven, zijn kinderen, zijn personeel, zijn bezit. Hij  heeft het losgelaten. En daar staat hij. Alleen met zichzelf.
Dat alleen met jezelf zijn – dat kennen denk ik veel mensen bij ons in huis. Dat je het alleen moet doen. Uiteindelijk. Dat je er alleen doorheen moet. Dat je je wel vast kunt proberen te houden aan alles wat je ooit was en ooit had, maar dat het toch onvermijdelijk is dat je los moet laten. Status. Vaardigheden. Zelfstandigheid. Op jezelf teruggeworpen. “Soms lijkt het wel alsof ik steeds meer uit de tijd val” zei laatst iemand tegen me. Maar iemand anders zegt weer: “Ik heb al m’n spullen achter me gelaten toen ik hier naartoe kwam. En het is echt goed zo. Ik ben er gewoon.”
Jakob staat aan de rivier. De Jabbok. Ergens klinkt de naam van de rivier naar “worsteling” in het Hebreeuws. En het verhaal is ook een verhaal van een worsteling. “Er worstelde iemand” staat er. Alleen is niet zo duidelijk te zeggen wie er met Jakob vecht. Is het zijn broer Ezau die uiteindelijk toch zijn gelijk komt halen? Is het een duistere engel die hem te grazen neemt? Is het God met wie hij worstelt? Of vecht Jakob hier met zich zelf?
“Waarom gebeurt mij dit eigenlijk? Dat ik langzamerhand steeds minder kan – het maakt me zo boos.” Zeker in onze wereld die zo gefocust is op het meten van het nut van dingen en ook het nut van mensen kan dat een enorme worsteling zijn. Dat je er nog bent, maar zo gehavend. Dat je nooit kwaad wilde, maar dat jou wel kwaad gedaan is. Door die val. Of door die rotziekte. Door die hersenen die het af laten weten. Wat is de waarde van een leven dat zo gehavend is?
Bij Jakob is dat anders. Aan de grensrivier worstelt hij denk ik bovenal met zijn verleden. Met dat gehavende in zijn leven waar hij zelf schuld aan heeft. Hij ontnam zijn broer in zeker zin zijn toekomst. Hij bedroog zijn vader op diens sterfbed. Hij brak met zijn moeder en ging ver weg. Wat is nu eigenlijk de waarde van zijn leven geweest? Tuurlijk – vee genoeg, vrouwen genoeg, kinderen genoeg – maar als je dat nou eens wegdenkt, je vrouw en kinderen doet oversteken.. Als je dat alles nou eens afpelt van je ‘ik’, wat blijft er dan over? Is het dan nog iets? Of is het dan eigenlijk leeg? Alleen maar bedrog?

“Ik laat je niet gaan, tenzij je mij zegent.”

Zegenen – wat zegenen precies is dat ontglipt mij eerlijk gezegd altijd weer. Ik doe het heel vaak bij ons in huis. Mensen zegenen. Aan het einde van het leven. In moeilijke dagen. Ergens heeft het te maken met de ander het goede toewensen. Maar wat is het goede? Is dat: dat je leven slaagt? Dat het lukt?  Van waarde of van nut is? En wat is dan het goede aan het einde van je leven?
In het Grieks betekent zegenen: goed spreken. Dat begrijp ik misschien een beetje. In al het gehavende toch goed blijven spreken. dat heeft iets moois koppigs vind ik. Het is al allemaal zo gehavend, maar dat hoeven we niet ook nog eens te zéggen. We zeggen nu iets ánders: goed. Goed dat je er bent. Goed mens. Lief kind van de Levende.

“Ik laat je niet gaan, tenzij je mij zegent.”

Misschien is het zo, dat daar bij die grensrivier Jakob eindelijk beseft dat hij maar één ding nodig heeft. Niet: een geslaagd leven – op welke manier ook maar. Maar: iemand die in alles wat gehavend is geraakt goed-spreekt. Die zegt: het is goed. Goed dat je er bent. Dat je er was. Dat je er nog bent.
En dan maakt Jakob het ook goed. Met zijn broer. Met de Levende.

Ik doe de viering op vrijdagmorgen. Het is lawaaierig. In het midden staat het biljart. Wie voor het eerst komt zal zeggen dat het er hier niet uit ziet, denk ik wel eens. Niks geen kerk, gewoon een zaaltje. Maar voor ons is het het huis van de Levende, en het biljart is de Tafel van samen delen. En zoals wel vaker voel ik even: ik kom hier helemaal niet om iets te brengen. Om zeg maar goed te doen in een gehavende wereld. Ik geef helemaal niet – ik krijg. Want ik ben gezond. En toch ook gehavend. Als ieder ander. Maar hier word ik goed – gesproken. Gezegend. Samen met alle anderen. Goed dat je er bent, jij, lief kind van de Levende.
Geloofslied za: God is die goed is – zo: Gij zijt voorbij gegaan

De gaven van brood en wijn worden op tafel gezet
Er klinkt muziek

Voorbeden

Eeuwige,
Wij bidden voor grote en voor kleine mensen die een oversteek in hun leven moeten maken.
Zij moeten soms veel loslaten en weten niet hoe het zal zijn in hun nieuwe situatie
Dat zij in de worsteling om goede keuzes te maken Uw liefde en uw zegen mogen ervaren en dat zij blijven vertrouwen op Uw nabijheid.

Omdat Gij het zijt

Eeuwige,
Wij bidden voor alle bewoners van de Noorderkroon en Nieuwehagen.
dat wij ze niet uit het oog verliezen, maar naar hen luisteren
en hen met aandacht en respect behandelen.
Voor hun familie, dat zij hen tot steun mogen zijn.
Voor alle verzorgenden en vrijwilligers met hun dagelijkse zorg.
Geef hen kracht en steun om hun werk vol te houden.

Omdat Gij het zijt

Eeuwige,
Wij bidden u om te zien naar alle helpende handen
voor iedereen in deze wereld, groot en klein
dat wij zelf die (helpende) handen mogen zijn
Open onze ogen en oren
en geef ons uw kracht en uw zegen
om te werken aan uw Koninkrijk hier op aarde.

Omdat Gij het zijt

Eeuwige,
wij bidden voor alle zieken in deze gemeenschap,
en voor de mensen die daar zorgen over hebben.
Wij bidden ook voor onze eigen intenties,
en voor de intenties geschreven in dit boek.
Wij bidden voor onze lieve doden,
dat zij zich gedragen weten in uw milde hand.

Omdat Gij het zijt

Tafelgebed

Gezegend Jij, die er bent voor ons,
die ons enkel het goede gunt,
die ons meeneemt naar plaatsen van rust,
vrede en weldaad,
die ons op het spoor brengt
van hoop en liefde,
en zich zo laat kennen,
als de Ene, genoemd: ik zal er zijn.

Gezegend Jij,
die ons vertrouwen geeft,
in tijden van duisternis en dood,
wanneer wij gaan door diepe dalen,
over wegen van verdriet en onzekerheid,
want jij bent bij ons,
als steun en houvast,
jij geeft ons nieuwe moed,
om bergen te beklimmen,
nieuwe uitzichten te ontdekken.

Gezegend Jij, die zich laat zien
in de mens tussen mensen,
zoals eens,  in Jezus van Nazareth,
die zich liet zien, door er te zijn
voor vreemden en vervreemden,
voor verguisden en ontspoorden,
voor onderdrukten en ongezienen;

de mens, één met Jou,
die zich liet kennen
door er te zijn,
puur, begaan, om niet;

zo heeft Hij zich aan ons gegeven,
trouw aan zichzelf,
vol vertrouwen in Jou, het Leven zelf;

Zo ging hij ons voor, door brood te nemen,
dankend tot Jou,
door brood te delen,
door de beker door te geven
met de woorden: deel van dit brood,
drinkt uit deze beker,
als teken van verbondenheid
met mij en met elkaar,
om zo verbonden te zijn met de Ene,
die er is en blijven zal, voor ieder van ons.

In zijn Geest willen wij leven,
brekend en delend,
vertrouwend op jouw goedheid en liefde,
alle dagen van ons leven,
opdat ons huis,  jouw huis is,
ons lichaam,  jouw lichaam,
onze naam, jouw naam,
ik zal er zijn,
tot in lengte van dagen.

Vredeswens uitnodiging om elkaar de vrede toe te wensen
Vredeslied za  Zuster en broeder – zo Maak mij tot een bedding van uw vrede

Iedereen wordt van harte uitgenodigd aan de tafel van brood en wijn.
Communielied  za: Eet en drinkt van brood en wijn – zo Wat ik gewild heb

Afsluitend gebed

Slotgedachte: ‘Handen’ van Marinus van den Berg
Gelukkig is de mens die tot het einde
handen mag voelen die goed doen.
De hand die met aandacht wast.
De hand die met zorg aankleedt.
De hand die met liefde kamt.

De hand die met tact aanraakt.
De hand die met het hart troost.

Geen mens kan leven
zonder die hand,
die teder is,
die behoedt,
die beschermt
en bemoediging uitstraalt.
Tot het einde toe
verlangt de mens naar die hand,
totdat er die Andere Hand is,
die alle wonden geneest,
die alle pijn heelt,
die alle tranen wist.

Tot die tijd  kunnen onze handen
een voorproef zijn van die handen,
en handen en voeten geven
aan de liefde  die onmisbaar is.

Zegenwens
De Eeuwige is voor je om je de juiste weg te wijzen.
de Eeuwige is achter je om je in de armen te sluiten en je te beschermen voor gevaar.
De Eeuwige is onder je om je op te vangen als je dreigt te vallen.
De Eeuwige is in je om je te troosten wanneer je verdriet hebt.
De Eeuwige is om je heen als een beschermende muur, als anderen over je heen vallen.
De Eeuwige is boven je om je te zegenen.
Zó zegene ons de Algoede- vandaag, morgen, en alle dagen
Amen.

Slotlied za: Uit vuur en ijzer – zo: Om warmte gaan wij een leven

1 reactie

  1. Toos Verdonk

    zo 09th okt 2016 at 19:02

    Ha! Gelukkig staat de tekst van de viering op de site. Ik had vorige week meteen ’s middags willen reageren, maar toen vond ik hem nog niet. Wat een prachtige viering: fris, warm en heel mensnabij! Dank aan de werkgroep die hem met Alice mee voorbereid en uitgevoerd heeft!
    Mooie spreuk: alleen ga je sneller, samen kom je vérder! Samen voorbereiden geeft vaak onvermoede mogelijkheden. ( Cas!)

    Beantwoorden

Reactie plaatsen