Niemand heeft God ooit gezien

Elk blad ademt de boom tot leven

San Salvatorgemeenschap 30 – 31 mei 2015
Thema: Niemand heeft God ooit gezien!
Voorganger: Martien van Stiphout
Muzikale ondersteuning:
pianospel van Marc Baghuis

Openingslied za: Wees hier aanwezig
– zo:
Dat woord waarin ons

Begroeting en welkom
‘Waar de karavaan van de liefde ook heen trekt, haar weg is de weg van mijn geloof.’ Vanuit dat geloof en in die hoop heten we elkaar hartelijk welkom: in de naam van de Vader, Zoon en heilige Geest.

Na de viering van 3 mei jl. wees Josephine mij op het Benedictijns Tijdschrift 2015/2: Niemand heeft God ooit gezien. Ik heb me hierdoor laten uitdagen bij de voorbereiding van deze viering. De liturgie nodigt ons uit tot een meditatie over het wezen van God in relatie met onze eigen bestaanservaring. Die relationele structuur is terug te vinden in de naam Drie Enige God: Gods wezen zelf is relationeel. Schepper, Verlosser en Inspirator zijn op elkaar betrokken en kunnen elkaar niet loslaten. Maar wat zegt ons: Niemand heeft God ooit gezien! Laten we de stilte ingaan en bidden.

Gebed
Drie Enige God, Woord – Stem –Stilte,
geef U te kennen in verhalen en verkondiging;
en open ons hart voor wat Gij ons wilt zeggen,
hier, nu en alle dagen, tot in uw Vrederijk.
Acclamatie: Wees hier aanwezig, woord

Eerste lezing: Uit het boek Exodus 3, 1 – 6
Mozes was gewoon de schapen en geiten van zijn schoonvader Jetro, de priester van Midjan, te weiden. Eens dreef hij de kudde tot voorbij het steppeland, en zo kwam hij bij de Horeb, de berg van God. Daar verscheen de engel van de Heer aan hem in een vuur dat uit een doornstruik opvlamde. Mozes zag dat de struik in brand stond en toch niet door het vuur werd verteerd. ‘Hoe kan het dat die struik niet verbrandt?’ dacht hij. Ik ga dat wonderlijke verschijnsel eens van dichtbij bekijken. Maar toen de Heer zag dat Mozes dat ging doen, riep hij hem vanuit de struik: ‘Mozes! Mozes!’ ‘Ik luister,’ antwoordde Mozes. ‘Kom niet dichterbij,’ waarschuwde de Heer, ‘en trek je sandalen uit, want de grond waarop je staat, is heilig. Ik ben de God van je vader, de God van Abraham, de God van Isaac en de God van Jakob.’ Mozes bedekte zijn gezicht, want hij durfde niet naar God te kijken.
Tussenzang za: Hoort hoe God met mensen – zo: Uit staat en stand

Tweede lezing:
volgens Johannes 3, 1 – 16
Zo was er een Farizeeër, een van de Joodse leiders, met de naam Nikodemus. Hij kwam in de nacht naar Jezus toe. ‘Rabbi,’ zei hij, ‘wij weten dat u een leraar bent die van God gekomen is, want alleen met Gods hulp kan iemand de wondertekenen doen die u verricht.’ Jezus zei: ‘Waarachtig, ik verzeker u: alleen wie opnieuw wordt geboren, kan het koninkrijk van God zien.’ Hoe kan iemand geboren worden als hij al oud is?’ vroeg Nikodemus. ‘Hij kan toch niet voor de tweede keer de moederschoot ingaan en weer geboren worden?’ Jezus antwoordde: ‘Waarachtig, ik verzeker u: niemand kan het koninkrijk van God binnengaan, tenzij hij geboren wordt uit water en geest. Wat geboren is uit een mens is menselijk, en wat geboren is uit de Geest is geestelijk. Wees niet verbaasd dat ik zei dat jullie allemaal opnieuw geboren moeten worden. De wind waait waarheen hij wil; je hoort zijn geluid, maar je weet niet waar hij vandaan komt en waar hij heen gaat. Zo is het ook met iedereen die uit de Geest geboren is.’
‘Maar hoe kan dat?’ vroeg Nikodemus. ‘Begrijpt u dit niet,’ zei Jezus, ‘terwijl u een leraar van Israël bent? Waarachtig, ik verzeker u: wij spreken over wat we weten en we getuigen van wat we gezien hebben, maar jullie accepteren ons getuigenis niet. Wanneer jullie me niet geloven als ik over aardse dingen spreek, hoe zouden jullie me dan geloven als ik over hemelse dingen spreek? Er is toch nooit iemand opgestegen naar de hemel behalve degene die uit de hemel is neergedaald: de Mensenzoon?’
De Mensenzoon moet hoog verheven worden, zoals Mozes in de woestijn de slang omhoog geheven heeft, opdat iedereen die gelooft, in hem eeuwig leven heeft. Want God had de wereld zo lief dat hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.
Acclamatie: Onhoorbaar onzichtbaar (refrein)

Overweging
Eens liep Augustinus op het strand te piekeren over de Drie-eenheid. Hij zag een kind zeewater scheppen in een kuiltje. ‘Wat ben je aan het doen?’ vroeg Augustinus. ‘Ik probeer de zee in dat kuiltje te gieten’, zei het kind. ‘Dat zal je niet lukken’, reageerde Augustinus. ‘Net zo min zul jij er in slagen de Drie-eenheid te doorgronden’, antwoordde het kind dat plotseling een engeltje bleek te zijn.
Het bestaan van God wordt in de bijbel niet bewezen, maar verondersteld: mensen ervaren dat hij aanwezig is. Wat dit betekent, vertelt het levensverhaal van Mozes. Mozes woonde bij zijn schoonvader achter in de woestijn; hij had een dak boven zijn hoofd, een kudde en dus werk. Maar hij wist ook, dat zijn volk ver weg kreunde in slavernij. Mozes worstelde met de vraag: ‘Zit ik hier nog wel goed, als zij ginds creperen?’ Die vraag blijft in hem branden en verbrandt niet echt. Bij de brandende struik komt hij God op het spoor en ervaart dat God dicht bij je is: ‘trek je sandalen uit, want de grond waarop je staat is heilig.’ Ik ben de God van je vader, de God van Abraham, Isaak en Jacob. Meer heeft Mozes niet gezien, want hij durfde niet naar God te kijken. Toch zal hij geloven: waar mensen opgaan in brandende levensvragen, maakt God naam: ‘Ik ben die er zijn zal’ is de naam waarmee Hij altijd genoemd wil worden.
Wanneer het over God gaat, gaat het altijd over geloven, niet over hét geloof, maar over geloven als een manier van kijken, van leven en je met de mensen en de wereld om je heen verhouden. Geloven dus als het perspectief van waaruit je je eigen leven en de wereld om je heen ter sprake brengt en zegt hoe jij de wereld ziet en dus hoe de wereld er volgens jou uitziet. Er zijn mensen die geloven, én er zijn mensen die geloven dat ze niet geloven. Hun manier van kijken is verschillend, maar beiden zeggen wat ze geloven, beiden spreken over iets wat niet te zien is. Niemand heeft ooit God gezien. Mensen weten maar al te goed hoezeer ‘woorden tekortschieten’ bij het verwijzen naar hun ervaringen. Toch hebben we geen ander medium om die aan elkaar mee te delen. Alles wat we over God zeggen is een beeld, een symbool of metafoor, een woord dat ons verder wil brengen dan wat we zien en dat zegt: ‘wat je ziet, is het niet, je moet verder kijken, aan wat je ziet en zien kunt voorbij.’ De God van de Bijbel is de God van elke uittocht. De uittocht van Abraham uit alles wat hem vertrouwd was; de uittocht van Israël uit wat tot slaaf maakte; de vreemde tocht naar de vrijheid, die door de woestijn loopt, waar alles je ontvalt; de uittocht van ons weten wie God is. Niemand heeft ooit God gezien. De bijbel lijkt een lang verhaal van mensen die uit hun veilige thuis gehaald worden, en wegtrekken, op een andere plek aankomen waar zij zich installeren en zich definitief thuis wanen, maar waar zij weer uit weggehaald worden, om verder te trekken.
Dat overkomt ook Nicodemus in gesprek met Jezus. Hij komt in de nacht, hij wil niet gezien worden, maar tijdens het gesprek komt hij tot het besef, dat er echt iets grondig moet veranderen; hij moet opnieuw geboren worden, opnieuw beginnen, vertrouwen. Jezus spreekt hem toe in beeldspraak, in een taal die verwijst en oproept in plaats van mee te delen en te informeren. Een taal die raakt aan wat haar grenzen overstijgt. Jezus spreekt van ‘de Geest die waait waar hij wil’ en van ‘God die de wereld zo lief had dat hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.’ Het Godsbeeld dat hier naar voren komt, is dat van een God die met liefde en in vrijheid schept en die vanaf het begin de bedoeling had met de mensen een verbond te sluiten. God is steeds weer op zoek naar de mens om hem tot samenwerking uit te dagen. Gaat de mens met Gods woord in zee dan beleeft hij iets ongekend, iets wonderlijk en ontzagwekkend: de mens overstijgt zichzelf en wordt meer zichzelf. God is God in en met mensen; Hij is niet los verkrijgbaar.
De naam ‘Drie Enige God’ is een tastende verwijzing; een vertwijfelde poging om toch iets wezenlijk te zeggen wat onzegbaar blijft: God is niet zichzelf genoeg! Hij zoekt wederkerigheid en onderlinge band. Hij is geen onbewogen eenling die zich laat veroordelen tot eenzame opsluiting in eigen wezen of die zich laat kerkeren in menselijke uitspraken. ‘God is altijd nieuw’ zegt Schillebeeckx; Als je vind wat je zoekt, dan heb je slecht gezocht!, waarschuwt Rutger Kopland. God bestaat in onbegrensde openheid naar het andere dan zichzelf; hij is in tastbare liefde, die de angst voorbij komt: hij is creatief en verknocht aan mensen en de schepping. Deze geest, die innerlijke dynamiek van God belooft Jezus aan zijn leerlingen; ‘Ik ben die er zijn zal’ is de naam waarmee Hij altijd genoemd wil worden.’
Geloofslied za: Heer, onze Heer, hoe zijt gij – zo: Tijd van vloek en tijd van zegen

Pauze en collecte: muzikaal intermezzo

Voorbeden

Drie Enige God, wij bidden U; om een uitdrukkelijk woord.
Geef dat het in ons tot spreken wordt gehoord en verstaanbaar is voor velen.

Wek mijn zachtheid weer

Elke dag weer staan we voor de uitdaging onze levensopdracht waar te maken.
Alleen dan zal ons leven vrucht dragen.
Bevrijd ons van de illusie dat het ons altijd goed zal gaan, o
mdat het ons vandaag goed gaat.

Wek mijn zachtheid weer

Houd ons hart open voor de verhalen van de mensen,
die geen kansen krijgen op een leven dat vrucht draagt.
Maak van ons mensen die zorg hebben voor onze medemens.

Wek mijn zachtheid weer

Wees nabij als we onze doden gedenken die voortleven in ons hart:
Wees nabij aan mensen die met pijn door het leven moeten.

Wek mijn zachtheid weer

Tafelgebed: Wij hebben U nooit gezien, God
Onze Vader

Vredewens
Niemand heeft ooit God gezien, liefde is zijn naam.
Vredeslied za: Waar vriendschap heerst – zo: Vrede zij U …….

Communie
Brood breken en delen met elkaar is vertrouwen in Gods naam: Ik ben die er zijn zal.
Communielied: Nu nog met halve woorden

Gebed na communie
Drie Enige God, wat geen verstand bevroeden kan, zegt Gij tot ons in Jezus,
een mens als wij, in wie uw liefde voor ons levende stem is geworden;
wij danken U voor hem door wie wij durven zeggen dat dood noch leven,
honger, verdriet noch vreugde,
ons vervreemden kan van uw genadige menslievendheid
die oorsprong en begin, einde en voltooiing is van alles wat adem heeft.

Mededelingen

Zending en zegen
Wil met ons gaan al de dagen van ons leven.
In de naam van de Vader, Zoon en heilige Geest. Amen.

Slotlied za: Gij zijt voorbij gegaan – zo: Van grond en vuur zult gij ons maken.

Nog geen reacties

Reactie plaatsen