Met Engelen op Weg; de Engel van de zelfkennis

Elk blad ademt de boom tot leven

Viering zaterdag 6 en zondag 7 december 2014
Thema: Met Engelen op Weg; de Engel van de zelfkennis
Voorgangers: Corrie Dansen en Franneke Hoeks
Zondag: mmv de Cantorij

Lied za: Uit uw hemel zonder grenzen – zo: Dat woord waarin ons richting werd gegeven

Welkom en inleiding
Lieve mensen, van harte welkom bij onze viering vanavond/vanmorgen, vanwaar ook gekomen, bekend of onbekend, ieder van harte welkom, mede namens Franneke Hoeks en Toon van Mierlo / Maria Claessens. Vandaag vieren we het tweede weekend van de Advent, de tijd vol verlangen en vol verwachting dat het duister zal verdwijnen en dat het Licht weer komt. Op onze weg naar het Licht laten we ons begeleiden door engelen. Vandaag is dat de engel van de zelfkennis. Wat heeft zij ons te vertellen? Laten we ruimte maken om te luisteren, worden we stil en ontvankelijk.

Gebed
Goede God,Jij die ons ziet zoals we werkelijk zijn.
en weet van onze lichte en donkere kanten.
Wees hier in ons midden aanwezig door oude woorden die ons aansporen
en door de goede geest die ons verlicht.
Geef ons inzicht én uitzicht in dit uur van verhalen,
dit uur van breken en delen.
Opdat wij onszelf en anderen leren zien zoals jij ons ziet:
goed, lief en licht.

Aansteken Adventskaarsen:
De tweede Advent: Het duister wijkt al iets meer voor het licht. We kunnen het zien aan de Adventskrans, de tweede kaars gaat meedoen en zal licht verspreiden.
Adventslied: In het droevig duister

1e lezing: Jesaja 40
Hoor, een stem roept: ‘Baan voor de HEER een weg door de woestijn, effen in de wildernis een pad voor onze God. Laat elke vallei verhoogd worden en elke berg en heuvel verlaagd, laat ruig land vlak worden en rotsige hellingen rustige dalen.
De luister van de HEER zal zich openbaren voor het oog van al wat leeft.
De HEER heeft gesproken!’ Hoor, een stem zegt: ‘Roep!’
En een stem antwoordt: ‘Wat zou ik roepen? De mens is als gras, hij bloeit als een veldbloem. Het gras verdort en de bloem verwelkt wanneer de adem van de HEER erover blaast. Ja, als gras is dit volk. ’Het gras verdort en de bloem verwelkt, maar het woord van onze God houdt altijd stand.
Beklim een hoge berg, vreugdebode Sion, verhef je stem met kracht, vreugdebode Jeruzalem, verhef je stem, vrees niet. Zeg tegen de steden van Juda: Zie hier jullie God! Zie hier God, de HEER! Hij komt met kracht, zijn arm zal heersen. Zijn loon heeft hij bij zich, zijn beloning gaat voor hem uit. Als een herder weidt hij zijn kudde: zijn arm brengt de lammeren bijeen, hij koestert ze, en zorgzaam leidt hij de ooien.

Lied za: Hij, die gesproken heeft – zo: Jij bent de God

2e lezing: Johannes 1,19-28 Het getuigenis van Johannes
Dit dan is het getuigenis van Johannes. De Joden hadden uit Jeruzalem priesters en Levieten op hem afgestuurd met de vraag: ‘Wie bent u?’ Onomwonden kwam hij ervoor uit: ‘Ik ben de Messias niet.’ ‘Wie dan wel? Bent u Elia?’ vroegen ze. ‘Die ben ik ook niet’, antwoordde hij. ‘Bent u soms de profeet?’ – ‘Nee’, zei hij. ‘Wie bent u dan?’ drongen ze aan. ‘We willen een antwoord geven aan degenen die ons gestuurd hebben. Wat zegt u over uzelf?’ Hij zei: ‘Ik ben een stem die roept in de woestijn: “Maak recht de weg van de Heer”, zoals de profeet Jesaja gezegd heeft.’
De afgevaardigden, die uit de kring van de farizeeën kwamen, drongen verder aan en vroegen: ‘Maar als u de Messias niet bent en ook Elia niet of de profeet, waarom doopt u dan?’ Johannes gaf hun ten antwoord: ‘Ik doop in water. Maar zonder dat u Hem herkent staat Hij al in uw midden: Hij die na mij komt, maar wiens schoenriem ik niet waard ben los te maken.’ Dit gebeurde in Betanië, aan de overkant van de Jordaan, waar Johannes aan het dopen was.
acclamatie za: Kwam van Gods wege – zo: Gij die het sprakeloze bidden hoort

Overweging
Iedere keer als ik een viering voorbereid krijg ik iets met de hoofdpersonen uit het verhaal. Deze keer met Johannes. Wat een mooie, inspirerende man is dat! Zoals hij daar staat, vol vertrouwen in wat hij te bieden heeft.
Het is een roerige tijd, vol spanning. Het land is bezet. De mensen snakken naar iemand die hen de weg zal wijzen, die hen bevrijden zal. Een ziener, iemand die perspectief biedt. Er was dus wel belangstelling voor deze man, die in zijn kleding deed denken aan eerdere mensen die het volk bij de hand hadden genomen. Mozes, Elia. Johannes komt niet in de verleiding zich interessanter voor te doen dan hij is. Hij is geen goeroe, geen nieuwe profeet die heil voor alle levensnoden komt brengen. Wat doe je hier dan eigenlijk, wordt hem gevraagd. En dan geeft Johannes aan waarvoor hij er wel is. Hij bevindt zich aan de overzijde van de Jordaan, op de plaats waar eens het volk Israël de rivier de Jordaan overstak en het beloofde land introk. Ik doop met water, zegt hij. Ik was je schoon en geef je daarmee hoop op leven. Maar wie je echt leven kan geven is degene die in aantocht is. Hij zal je helpen het water over te steken en het beloofde land te bereiken. Hij zal je helpen je leven te leven zoals het bedoeld is. In die zin, zegt Johannes, weeg ik niet tegen hem op. Mooi zoals Johannes staat voor wat hij is. Hij weet zich van Godswege gezonden, beter kan het niet. Hij is de boodschapper, de engel die Jezus’ komst aankondigt.
Wat hebben wij aan zo’n voorbeeld van tweeduizend jaar geleden? Ik moet eerlijk zeggen dat het mij raakt zoals Johannes in dit verhaal in het leven staat. Ook in onze tijd geldt dat er verwarring is. Er is bezorgdheid over de economische situatie, over de manier waarop we in Nederland en verder weg samenleven. De Zwarte Pieten discussie laat zien hoeveel gevoelens van onbehagen er zijn in onze samenleving. De angst voor teruggekeerde Jihadisten speelt ook hier een rol. Ik hoop dan dat degenen die ons land besturen zichzelf niet overschreeuwen en zich niet groter maken dan ze zijn. Dat ze vanuit wijsheid handelen en geen besluiten nemen omdat ze zich zo nodig moeten bewijzen. Dat ze weten waarover en bij wie ze te rade moeten gaan.
Hoe zou Johannes voor ons persoonlijk van betekenis kunnen zijn? Voor mij zit hem dat in de vraag: kan ik en mag ik er zijn met alles wat ik te bieden heb? Met alles wat er in me leeft. Wat ik als positief ervaar, de liefde die ik voel, de talenten die ik in kan zetten. Maar ook alles wat ik liever wegstop, waarin ik mezelf niet kennen wil. Bijvoorbeeld woede, agressie, teleurstelling in mezelf, verdriet, pijnlijke verlangens, schuld, onzekerheid of ik wel mag bestaan, schaamte. Als ik al die verschillende kanten van mezelf onder ogen kan zien en het mag er allemaal zijn, dan kan ik mezelf vergeven, me met mezelf verzoenen. Ik voel vrede in en met mezelf. Ik zie mezelf en een ander als wie we zijn: een mens, die het waard is om te bestaan.
Wat als je het niet ziet zitten? Als je jezelf overschreeuwt of juist terugtrekt in jezelf, ongelukkig met jezelf en de buitenwereld? Welke hulpbronnen staan dan tot je beschikking? Jesaja zegt: vertrouw op God, mensen gaan dood, God blijft. Hij zal er altijd zijn. Hij zal je troosten en je koesteren.
Anselm Grün zegt: neem de engel van de zelfkennis bij de arm. Die engel helpt ons te zien wat er werkelijk in ons zit en wie we eigenlijk zijn. Deze engel moedigt ons aan in de diepten van onze ziel af te dalen, hij bevrijdt ons van de angst voor de duistere kanten van onze ziel. Hij laat ons zien wat verborgen is en spreekt er geen oordeel over uit. Zij helpt ons naar binnen te keren en in contact te komen met onszelf, met het oorspronkelijke beeld dat God zich van ons heeft gemaakt. Alles mag er zijn. Johannes kan zo’n inspiratiebron, zo’n engel van zelfkennis voor ons zijn in het voorbeeld dat hij geeft.
En we zijn niet alleen. We kunnen elkaar helpen te leven zoals leven bedoeld is. Hé jij, wat leeft er in jou? Wat voor moois mag niet naar buiten komen? Wat voor beladens verhindert jou te leven op volle kracht? Zo kunnen we elkaars engel van zelfkennis zijn. Zo kan ieder van ons meedoen aan het waarmaken van dat visioen: allemaal mensen die zich, zoals Johannes, van Godswege gezonden weten om te léven en bij te dragen aan een wereld van gerechtigheid en vrede. Op weg van het donker naar het licht.

Geloofslied za: Naar U gaat mijn verlangen Heer -zo: Gij, gij peilt mijn hart

Voorbeden
Wij bidden om wijze, bescheiden mensen,
die niet lonken naar macht, niet uit zijn op steeds meer.
Dat wijzelf zulke mensen mogen zijn, die zich niet steeds spiegelen aan anderen,
maar tevreden zijn met wat zij kunnen, dankbaar voor alles wat hun in het leven is gegeven.

Jij die onze gedachten raadt

Wij bidden om wijze, standvastige mensen,
die niet haastig leven, maar tijd nemen voor bezinning en inzicht.
Dat wijzelf zulke mensen mogen zijn, die niet oordelend door het leven gaan
maar het licht in anderen en onszelf kunnen zien.

Jij die onze gedachten raadt

Wij bidden om wijze, strijdbare mensen,
die opkomen voor anderen en tegen de stroom in
blijven werken aan het goede leven voor allen.
Dat wijzelf zulke mensen mogen zijn die in het leven van alledag
oog en aandacht hebben voor wat niet tot bloei kan komen.

Jij die onze gedachten raadt

God van wijsheid, inzicht en zelfkennis
wij bidden tot jou voor dat wat ons ten diepste bezig houdt,
voor de intenties in dit boek geschreven,
en voor alle mensen die ons ontvallen zijn.

Jij die onze gedachten raadt

Tafelgebed
Jij, oorsprong van elk zoeken en vinden, verlangen van elk mensenhart.
Dromende maak Jij in mij los de hunkering naar inzicht, het luisteren naar
het woord van mijn naaste dat goed doet en kracht geeft.
Jij doet ons nieuwe woorden spreken en geeft ons nieuwe begeestering
als twee of meer bijeen zijn in Jouw naam.

Jouw wijsheid is aan het licht gekomen, in Jezus van Nazareth.
Hij was zichtbaar vol van Jou en bracht licht bij hen, die in de nacht tot Hem kwamen.
Nieuw leven verkondigde Hij als van een nieuwe geboorte.
Zijn rijk van liefde vergeleek Hij met een schat in de akker,
de parel in het sleepnet, die voor alles moet worden gezocht.
Daarvoor gaf hij zichzelf , als ’n graankorrel die sterven
moet om tot leven te komen.

Op die laatste avond voor zijn dood zat Hij aan tafel met zijn vrienden.
Hij nam brood in zijn handen, sprak zijn dank daarover uit,
brak het …… en deelde het uit met de woorden:
neemt en eet, dit is mijn leven,
mijn liefde voor jullie gegeven.
Ook de beker liet Hij rondgaan:
Drinkt hieruit, allemaal, dit is mijn bloedeigen leven,
een nieuw verbond, dat hemel met de aarde verzoent.
Denk aan mij, telkens als je dit samen in mijn naam doet.

Aangevuurd door zijn Geest vinden woorden en mensen elkaar.
Hij leeft in ons opstaan en naar de ander gaan.
Onmacht en angst hebben niet meer het laatste woord
maar durven leven in een nieuw gevoel van vrijheid en gemeenschap
rondom Hem.

In zijn geest wijzen mensen elkaar de bronnen aan,
vindplaatsen van waarheid en liefde.
Samen gaan ze wegen om het onrecht te keren,
hun handen staan klaar om te breken en te delen wat het leven biedt.
Zo groeit zijn rijk onder ons wordt zoeken een hoopvolle tocht
naar een land van licht en leven.

Zo bidden wij met woorden door Hem gegeven:
Onze Vader

Vredeswens
Moge de engel van de zelfkennis ons bemoedigen, mogen we vrede voelen in onszelf, mogen we die vrede overbrengen naar anderen. Wensen we elkaar vrede en alle goeds.
Vredeslied za: Vrede voor jou – zo: Wek mijn zachtheid

Uitnodiging aan de tafel van brood en wijn

Communielied za: Verheft uw hart – zo: Wij zochten u, o Heer

Slotgedachte
Egbert de engel deed maar wat en deed daardoor eigenlijk niets. Dat kwam doordat hij zijn opdracht vergeten had. Waarom was hij ook alweer naar de aarde gestuurd? Hij wist het werkelijk niet meer.
Op een mooie ochtend kwam hij een andere engel tegen. ‘Hoe heet je’, vroeg Egbert. ‘Ik heet Engelina’.
‘Wat een mooie naam voor een engel’, zuchtte Egbert. ‘En wat doe je de hele dag?’.
‘Ik zing liedjes’, antwoordde Engelina, ‘liedjes van verlangen, liedjes van weleer en soms liedjes van verdriet.’
Egbert was diep onder de indruk. ‘Wil je met me trouwen’, vroeg hij.
‘Je vraag overvalt me wel een beetje ‘, zei Engelina. ‘Maar vooruit, je lijkt me een aardige jongen.’
Vanaf toen waren Egbert en Engelina altijd samen. Engelina leerde Egbert al haar liedjes. Ze zongen ze elke dag. Soms blies Egbert er met zijn trompetje bij.
Toen Egbert jaren later even terug was in de hemel, vroeg de opperengel hem of hij nog altijd vergeten was waarom hij naar de aarde was gegaan. Ik heb wat gezongen en op mijn trompetje gespeeld: liedjes van verlangen, liedjes van weleer en soms liedjes bij verdriet.
De opperengel legde glimlachend zijn vleugel op Egberts schouder: ‘Kan niet beter!’

Zegenwens
Laten we naar huis gaan met de engel van de zelfkennis als onze begeleider, met de zegen van elkaar en van die wij noemen Vader, Zoon en Heilige Geest.

Slotlied: Nu daagt het in het Oosten

Nog geen reacties

Reactie plaatsen