Mag ik nog twijfelen ?

Elk blad ademt de boom tot leven

San Salvator Gemeenschap 29 – 30 juni 2013
Thema: Mag ik nog twijfelen?
Voorganger: John Parker
Muzikale ondersteuning: de Cantorij.

Openingslied: Voor mensen die naamloos

Inleiding:
Welkom; of je met enige regelmaat hier bent, of heel af en toe, of misschien voor een eerste keer. Wees welkom, wees ‘thuis’. Wij komen hier bij elkaar, ieder met een eigen verhaal, een eigen verleden. Ieder met zijn of haar zorgen, zijn of haar gedachten. En een eigen verwachting van wat vandaag zal brengen. Ieder met een eigen programma, en dit samenzijn maakt er deel van uit. Welkom dus. Ons thema luidt: ‘Mag ik nog twijfelen?’ En we nemen de tijd om hierover na te denken, om hierover te bidden, om samen te vieren. Laten wij tot stilte komen om te bidden.

Gebed
Eeuwige, onbekende, wij noemen u met zoveel namen. Wij maken ons zoveel beelden van u. En toch weten wij niet wie u bent. Wij lezen verhalen van mensen die u gezocht hebben. Verlicht door dezelfde Geest die hen heeft verlicht, mogen wij blijven zoeken, luisteren, kijken, totdat wij u eindelijk zullen kennen. Amen.

Acclamatie: Een schoot van ontferming

1e lezing:
God is overal dezelfde De meester kijkt zijn klas in. Hij kijkt naar de gezichten en ziet het direct: een van de jongens ontbreekt. En na een kwartier is hij er nog niet. Een telefoontje met zijn ouders leert dat hij van huis is weggegaan op de goede tijd. Hij is niet aangekomen. De meester denkt na en neemt – ongerust als hij is geworden – een besluit. Hij laat de klas onder de hoede van een ander en gaat op weg. In de richting van het bospad, waar de jongen altijd langskomt. Hij loopt en al gauw ziet hij het rode jack van de jongen. Wat verderop staat hij. Tussen de bomen, met zijn handen gevouwen. “Wat doe je, mijn jongen? De school is toch al lang begonnen?” “Dat weet ik, meneer.” “Waarom sta je hier dan, tussen de bomen?” “Ik sta te bidden, meneer.” “Maar jongen, waarom doe je dat hier? Dat kan toch ook in de klas?” “Dat weet ik, meneer.” “Maar je weet toch dat God overal te vinden is?” “Dat weet ik meneer.” “En ik heb je toch verteld, dat God altijd dezelfde is?” “Dat klopt, meneer.” “Maar…als je dat weet, waarom sta je dan hier, tussen de bomen, om te bidden?” “God is overal, meneer. En God is overal dezelfde. Maar, weet u, ik ben hier anders, meneer…”

Lied: Boom

2e lezing: Lukas 9,( 51-62)
Toen de tijd naderde dat Jezus van de aarde zou worden weggenomen, ging hij vastberaden op weg naar Jeruzalem. Terwijl ze hun weg vervolgden, zei iemand tegen hem: ‘Ik zal u volgen waarheen u ook gaat.’ Jezus zei tegen hem: ‘De vossen hebben holen en de vogels hebben nesten, maar de Mensenzoon kan zijn hoofd nergens te ruste leggen.’Tegen een ander zei hij: ‘Volg mij!’ Maar deze zei: ‘Heer, sta me toe eerst terug te gaan om mijn vader te begraven.’Jezus zei tegen hem: ‘Laat de doden hun doden begraven, maar ga jij op weg om het koninkrijk van God te verkondigen.’Weer een ander zei: ‘Ik zal u volgen, Heer, maar sta me toe dat ik eerst afscheid neem van mijn huisgenoten.’ Jezus zei tegen hem: ‘Wie de hand aan de ploeg slaat en achterom blijft kijken, is niet geschikt voor het koninkrijk van God.’

Acclamatie: Naar u gaat mijn verlangen heer

Overweging:
Ik weet niet meer waarin ik geloof. Of moet ik dat anders zeggen. Ik kan de woorden en beelden die ik ooit gebruikte om mijn geloof uit te leggen, niet meer gebruiken, want zij klinken vals, ongelooflijk, soms kinderachtig, of leeg. Het woord God, bv., roept meteen bij mij allerlei beelden op: de wat mysterieuze God van mijn jeugd, allemachtig en toch blijkbaar niet, toen ik ontdekte bv wat er allemaal gebeurde tijdens de 2e wereld oorlog. De vaderfiguur van mijn studiejaren, een vader die van je houdt maar die zo afstandig is. In Afrika werd die God soms heel dichtbij, in de een of ander mens die ik ontmoette; in de nachtelijke hemel, glinsterend met zoveel sterren. Ik heb die God ook ooit gezien in een winterse storm op de Noord Zee: de kracht van de wind en de golven. En dan in de geboorte van onze kinderen: nieuw leven, zo klein, kwetsbaar en zo geliefd. Dit ene woord roept zoveel op. Wie, wat is die God? Wat doet zo ’n God met mij? Wat doe ik met zo ’n God? De geloofsleer, vastgezet in dogma’s, heb ik achter me mogen laten, om ruimte te maken voor nieuwe ideeën ontdekt in vrijheid langs mijn levensweg. Zoals zoveel veldbloemen hier en daar geplukt. Deze bieden geen houvast, maar ik zie ze als een soort baken waar ik langsgegaan ben. Wat blijft er dan over, constant? Waar kan ik mijn leven aan ophangen, waaraan mag ik me hechten, waar leef ik voor? Goede vragen, en ik mag gebruikmaken van de verhalen uit de Schrift, oa, om me hierover uit te drukken. In ons verhaal uit het evangelie zien we Jezus die met zijn vrienden op weg is naar Jeruzalem: de hoofdstad, het heilige der heiligen, waar iedere jood van droomde. Ze zijn op reis en iedereen mag mee. Jezus nodigt mensen uit om mee te gaan. En er wordt verteld dat niet iedereen kon of mocht meteen mee. Een eerste belooft alles te doen wat Jezus deed, en kreeg de waarschuwing dat dit niet altijd mogelijk zal zijn, want het leven is niet voorspelbaar. Op reis is iedere dag anders. Er ligt niets meer vast, onderweg. Alles is in beweging, het geloof ook. Dus, jonge man, je niet te vast aan Jezus klampen als je niet zeker weet waar zijn weg je zal leiden. Een tweede wil zich nog ontfermen over zijn dode vader. Gerechtvaardigd, lijkt het, maar het betekent dat je vastzit aan wat van vroeger is, aan wat dood is en geen toekomst heeft. Een andere weg dan die van de man Jezus. Nog een derde heeft een andere keuze gemaakt, en stelt zijn familie op de eerste plaats. Een goede weg, voor hem dus, om voor de zijnen te zorgen. Goed weten waar je mee bezig bent; de verschillende opties goed overwegen, en dan een beslissing nemen, je keuze maken. Er wordt niet verder verteld in ons verhaal of er een of andere van deze genodigden ooit later Jezus gevolgd heeft, op weg naar Jeruzalem. Alleen dat ze, op een bepaalde moment in hun leven, moesten nadenken een beslissing nemen voor dat moment. De eerste vraag blijft: waar leef ik voor? Wat is er zo belangrijk dat ik daarmee keuze kan maken, beslissingen nemen? Waar is houvast, constant?Wie is die God voor mij? Als ik weer terugga naar de verhalen dan zie ik een Jezus die met mensen omging, die zichzelf was, en zo anderen uitnodigde om ook zo te zijn: zichzelf – eerlijk en goed voor zichzelf en voor anderen. Het lijkt dat dit voor mij geloof geworden is, God voor mij. Want hierin kan ik geloven: de mens, mijn naaste, mijn medemens midden in het leven. Het lijkt puur humanisme, maar het is, zoals iemand het laatste zei, een religieuze bewogen zijn op aarde.

Geloofslied: Als God ons thuisbrengt uit onze ballingschap

Collekte, tafelvoorbereiding

Voorbede:
Luister, Heer, ontferm U over ons. 1. Laten wij bidden om kracht en steun voor moedeloze en teleurgestelde mensen die niet meer kunnen geloven in de betekenis van hun werk, voor hen die teleurgesteld zijn in collega’s  en vrienden, en die zich niet meer durven te verlaten op hun medemensen.

2. Laten wij bidden om uitzicht en lichtpuntjes voor zieke en lijdende mensen, voor wie de wereld is versmald tot het ziekbed, die vastgeketend zijn aan de pijn van hun ziekte, en die wachten op een verlossend woord en op welgemeende troost.

3. Laten wij bidden voor nabijheid en echte hulp voor allen die afgeschreven zijn, die zich uitgespuwd voelen door een economie van de sterkste, om nieuwe mogelijkheden en uitzicht voor de mannen en vrouwen die achtergesteld zijn en aan wie men achteloos voorbijging. Naar aanleiding van een vraag van het Beraad van Kerken, bidden wij voor allen die ooit behandeld werden als slaven, en die moest werken en leven als slaven, wij bidden voor hen en hun nazaten.

Tafelgebed: Gij die de stomgeslagen mond verstaat

Ard: Gij die God zijt, die naar wij hopen ons hoort en ziet tot U willen wij bidden rond het brood en de wijn van Uw zoon.
SOMS,wanneer wij zien hoe niets gespaard en niets ontzien wordt hoe al het wuivende groen verwaait naar nergens en mensen al te vroeg de dood ingaan
SOMS,wanneer wij horen hoe het mensen vergaat de een wordt gezegend met alles de ander met niets dan roept alles in me om die ene mens Jezus van Nazaret.
SOMS, wanneer wij zien dat zij die goed doen pijn  moeten lijden en wie kwaad doen de wind mee hebben wanneer wij denken dat recht niet te halen trouw niet te harden, en liefde niet te doen is.
SOMS wanneer wij geloven moeten dat wel de dood maar Gij,God,niet bestaat dan opnieuw roepen wij met al onze vragen om die ene mens Uw woord geworden, Uw antwoord
Hij deed wat hij doen kon voor langdurige zieken voor blinden en doven voor mensen niet in tel gemeden en overschreeuwd.

John: Hij heeft Uw gehoord in het lied en de kleur van vrije vogels en wist de hemel te vinden in de ogen van een kind.
En toen hij sterven ging heeft hij brood genomen en aan ons uitgedeeld en zei: Neemt en eet voedsel voor onderweg om samen EEN lichaam te worden troost en sterkte voor elkaar bemoediging en vrede.
Hij gaf ons ook de beker met bloedrode wijn: en zei: neemt en drinkt hier allen uit eensgezind aan dezelfde tafel en maak zo een nieuw begin tegen de dood en alles in.
Zo heeft hij onder ons geleefd alsof het kwaad een boze droom is en goed doen te weldadig om na te laten.
Zo heeft hij niet in de dood en niet in een graf zijn einde gevonden maar in het nieuwe leven in Uw vaderlijk en moederlijk Licht.
Hij is het die ons in pijn en vreugde tot U heeft leren bidden:

Onze Vader…

Vredeswens: Ga dan als de zalm

Communie: Kom en volg mij

Mededelingen
– Komend weekend is de Wereldwinkel er weer.
– A.s. dinsdag, 2 juli, is er weer een koffieochtend. Dit keer niet in de Schijvenloods, maar bij Jeanne Jonkergouw, Ketsheuvel 19a. De gastvrouwen zijn Maria Hoitink en Ineke Donkers. – Volgend weekend gaat Martien van Stiphout voor. Het thema van de diensten is dan ” Hoe houd ik het vol?”

Slotverhaal:
Leven in het hier en nu Een jonge kloosterling komt naar zijn wijze abt en vraagt: “Kunt u mij de weg wijzen naar de toppen van de godsdienstige ervaring?” “Natuurlijk,” zegt de abt. “Wat hebt je daarnet gedaan?” “Ik heb ontbeten,”zegt de jongen. “Goed zo,” zegt de abt. “Ga dan nu je bordje afwassen.”

Zegen en wegzending:

Slotlied: In ’t laatste van de dagen

1 reactie

  1. Jantine

    do 11th jul 2013 at 09:59

    Wat een mooie, herkenbare overweging John!
    Groetjes
    Jantine

    Beantwoorden

Reactie plaatsen