Ik laat jullie niet als wezen achter

Elk blad ademt de boom tot leven

San Salvatorgemeenschap 7- 8 mei 2016.
Thema: Ik laat jullie niet als wezen achter.
Voorganger: Ed Andriessen
Muzikale ondersteuning: de Cantorij

Openingslied za: Hier wordt een huis voor God gebouwd –
zo: De woorden die wij spraken.

Welkom en inleiding
Welkom allemaal. We hebben het allemaal al wel eens meegemaakt. Iemand die ons lief is, is ons ontvallen. Of iemand, die veel voor ons heeft betekent. En dat doet ons wankelen. Het brengt ons uit ons evenwicht en het dwingt ons opnieuw te zoeken naar wie we zijn en wat de ander in ons heeft nagelaten. Een zoektocht die tijd vraagt en waar ieder op een eigen manier mee omgaat. Voor velen zal het voelen als herbronnen, het zoeken naar nieuwe ankerpunten en het hervinden van de inspiratie om door te gaan. Op deze zondag tussen Hemelvaart en Pinksteren wil ik daar met jullie bij stilstaan. En wij worden daarbij geholpen door een verhaal uit het evangelie van Johannes en een gebed van Etty Hillesum.
Maar laten we eerst de rust zoeken in onszelf en openen met een gebed.

-stilte-

Openingsgebed
Goede God, Jij staat aan de kant
van uitgesloten, rechteloze mensen.
Je daalt af in hun wereld.
Je ziet hun pijn en hun ellende
en je noemt hen : mijn volk.
Je openbaart hen je naam, je diepste wezen:
‘ik ben er voor jou’.
Je trekt met ze mee
door de dorheid van hun bestaan,
door de uitzichtloosheid van de woestijn.
En telkens weten ze van jou:
Hij laat ons niet vallen. Hij niet.
Daarom willen wij in jou geloven
door jouw weg te gaan en
door jouw leven te leven
Lied za: Niet meer verstrooid – zo: Gij die het sprakeloze bidden hoort.

Inleiding op de lezingen
In de evangelielezing van vandaag preludeert Jezus op zijn aanstaande dood en sterkt zijn vrienden door te zeggen dat hij hen niet als wezen achter zal laten. De tweede lezing betreft het zondagochtendgebed van Etty Hillesum, aan haar dagboek toevertrouwd op 12 juli 1942.
Etty Hillesum was, zoals velen weten, een jonge joodse vrouw wier dagboeken uit 1941 en 1942 zijn uitgegeven onder de titel “Het verstoorde leven”. In een tijd waarin overal in Europa het scenario voor de jodenvernietiging voltooid werd ging zij op zoek naar de bronnen van haar bestaan. In november 1943 is zij gestorven in Auschwitz.

Eerste lezing: Johannes 14, 15-21
Als je mij liefhebt, houdt je dan aan mijn geboden. Dan zal ik de Vader vragen jullie een andere pleitbezorger te geven, die altijd bij je zal zijn: de Geest van de waarheid. De wereld kan hem niet ontvangen, want ze ziet hem niet en kent hem niet. Jullie kennen hem wel, want hij woont in jullie en zal in jullie blijven. Ik laat jullie niet als wezen achter, ik kom bij jullie terug. Nog een korte tijd en de wereld zal mij niet meer zien, maar jullie zullen me wel zien, want ik leef en ook jullie leven. Dan zul je begrijpen dat ik in mijn Vader ben, dat jullie in mij zijn en dat ik in jullie ben. Wie mijn geboden kent en zich eraan houdt, heeft mij lief. Wie mij liefheeft zal de liefde van mijn Vader en mij ontvangen, en ik zal mij aan hem bekend maken.
Acclamatie za: Vrede zal er zijn – zo: Mijn God zijt gij.

Tweede lezing: Etty Hillesum
Het zijn bange tijden, mijn God. Vannacht was het voor het eerst, dat ik met brandende ogen slapeloos in het donker lag en er vele beelden van menselijk lijden langs me trokken. Ik zal je een ding beloven, God, een kleinigheidje maar: Ik zal mijn zorgen voor de toekomst niet als even zovele zware gewichten aan de dag van heden hangen, maar dat kost een zekere oefening. Iedere dag heeft nu aan zichzelf genoeg.
Ik zal je helpen, God, dat je het niet in mij begeeft, maar ik kan van te voren nergens voor instaan. Maar dit ene wordt me steeds duidelijker: dat jij ons niet kunt helpen , maar dat wij jou moeten helpen en door dat laatste helpen we ons zelf. En dit is het enige wat we in deze tijd kunnen redden en ook het enige waar het op aankomt: een stukje van jou in ons zelf, God. En misschien kunnen we ook eraan meewerken jou op te graven in de geteisterde harten van anderen. Ja, mijn God, aan de omstandigheden schijn jij niet al te veel te kunnen doen, ze horen nu eenmaal bij dit leven. Ik roep je er ook niet voor ter verantwoording, jij mag daar later ons voor ter verantwoording roepen.
En haast met iedere hartslag wordt het me duidelijker: dat je ons niet kunt helpen, maar dat wij jou moeten helpen en dat we de woning in ons, waar jij huist, tot het laatste toe moeten verdedigen. Er zijn mensen, het is heus waar, die nog op het laatste ogenblik stofzuigers in veiligheid brengen en zilveren vorken en lepels in plaats van jou, mijn God. En er zijn mensen die hun lichaam in veiligheid willen brengen die alleen nog maar behuizingen zijn voor duizenden angsten en verbitteringen. En ze zeggen: mij zullen ze niet in hun klauwen krijgen. En ze vergeten dat men in niemands klauwen is, als men in jouw armen is. Ik begin alweer wat rustiger te worden, mijn God, door dit gesprek met jou. Ik zal in de naaste toekomst nog heel veel gesprekken met je houden en je op die manier verhinderen van me weg te vluchten. Je zult ook nog wel eens schrale tijden in mij beleven, mijn God, niet zo krachtig gevoed door mijn vertrouwen, maar geloof me, ik zal voor je blijven werken en ik zal je trouw blijven en je niet verjagen van mijn terrein.
Lied za: Gij zijt voorbijgegaan – zo: Dat woord waarin ons richting werd gegeven.

Overweging
We verkeren met elkaar in een tijdsgewricht waarin veel van ons gevraagd wordt. Een tijd vol verwarring en onzekerheid. Een tijd waarin het mogelijk is dat slechts enkelen onze samenleving op haar grondvesten doen schudden en onze waarden ernstig worden bedreigd. En wie of wat leidt ons hier doorheen? Zeker, onze al dan niet gekozen leiders en allen die zich op een dergelijke positie beroepen roeren zich nadrukkelijk en claimen allemaal hun gelijk op aarde. Maar als zij allemaal gelijk hebben gaan we bijna even zoveel wegen op die ernstig met elkaar conflicteren, met als nare gevolg dat we in toenemende mate geleid worden door onze onderbuik in plaats van door ons hart. Bij velen groeit de vrees dat de angst het gaat winnen van de liefde.
Je kunt je afvragen of wij niet zijn als wezen, als omschreven in de gelezen verzen uit het evangelie van Johannes. Bewust gelezen in de tijd tussen Hemelvaart en Pinksteren, in de kerkelijke agenda een periode van slechts tien dagen. Maar is het niet zo dat deze periode voor velen vele jaren duurt en soms zelfs geen einde kent? Dat gold natuurlijk ook voor de volgelingen van Jezus toen hij hen ontvallen was. Zij waren als wezen, volkomen ontredderd en niet wetend hoe nu verder te gaan. Johannes beschrijft dat Jezus hen bij leven al zowel geruststelt als aanspoort. Hij stelt hen gerust door hen te vertellen dat zijn dood niet betekent dat er een einde komt aan zijn boodschap. Hij spoort hen aan te blijven doen zoals hij hen heeft voorgeleefd.
Een boodschap die door velen sindsdien is ontvangen en uitgedragen, maar ik ben toch altijd weer geraakt door dat zondagochtendgebed van Etty Hillesum, een jonge joodse vrouw in oorlogstijd. Een vrouw, die de gaskamers had kunnen ontlopen, maar van die mogelijkheid geen gebruik maakte uit solidariteit met al die mensen voor wie dat onmogelijk was. Een vrouw, waarvan ik het had begrepen dat zij had geroepen: “God, waar ben je nou helemaal? “Waar blijft die hulp van jou?” “Waarom laat jij jouw volk als wezen achter?”
Maar juist zij schrijft een gebed, waarin zij in gesprek is met God. Niet alleen vragend, maar juist ook haar eigen verantwoordelijkheid nemend. Zij is er van overtuigd, dat de relatie tussen God en de mensen er een is van wederkerigheid. Zij heeft de gedachte achter het aanstaande Pinksterfeest ten volle begrepen. Laten we nog maar eens luisteren naar wat zij schrijft: “ Ik zal je helpen, God, dat je het niet in mij begeeft, maar ik kan van te voren nergens voor instaan. Maar dit ene wordt me steeds duidelijker: dat jij ons niet kunt helpen, maar dat wij jou moeten helpen en door dat laatste helpen we ons zelf. En dit is het enige wat we in deze tijd kunnen redden en ook het enige waar het op aankomt: een stukje van jou in ons zelf, God. En misschien kunnen we ook eraan meewerken jou op te graven in de geteisterde harten van anderen. Ja, mijn God, aan de omstandigheden schijn jij niet al te veel te kunnen doen, ze horen nu eenmaal bij dit leven. Ik roep je er ook niet voor ter verantwoording, jij mag daar later ons voor ter verantwoording roepen. En haast met iedere hartslag wordt het me duidelijker: dat je ons niet kunt helpen, maar dat wij jou moeten helpen en dat we de woning in ons, waar jij huist, tot het laatste toe moeten verdedigen.”
Zelden vind je het zo mooi verwoord. En is daarmee ook niet benoemd, de ons allen gegeven opdracht om onszelf als de woning van alles wat wij God noemen goed te onderhouden en tot het laatst toe te verdedigen? Onszelf te zien als een onuitputtelijke bron vol hoop en liefde. Met de van God gegeven verantwoordelijkheid hier in ruime mate van te delen?
Dit is gemakkelijk gezegd voor mensen, als hier verenigd, die zich van die boodschap bewust zijn en daar naar eigen vermogen naar handelen. Maar wat te doen met al die zoekende zielen, die bestemming missen in hun leven, die geschonden, teleurgesteld en hopeloos ronddolen in een hen vijandige wereld. Die huis en haard verlaten om onbedoeld elders als paria’s te worden bejegend. Of al die mensen die, zoekend als ze zijn, gegrepen worden door de ideologie van het ene gelijk en denken hun heil te vinden in het zaaien van angst door het plegen van terreurdaden. Om met Etty Hillesum te spreken: hoe kunnen we er aan meewerken God op te graven in de geteisterde harten van anderen? Hoe kunnen we anderen meenemen in de door ons gekoesterde hoop op een liefdevolle wereld? Zijn wij niet daartoe gezonden? Gezonden om de wand te slechten die onze wereld scheidt van wat wij verstaan onder het koninkrijk Gods? En ik weet natuurlijk niet hoe dat met jullie zit, maar bij mij is het hemd nog wel eens nader dan de rok. En dan heb ik wel een steuntje nodig om mij daarvan bewust te worden. Een steuntje als in het volgende gebed:
Goede God,
Als ik honger heb
geef me iemand die voedsel vraagt.
Als ik dorst heb
geef me iemand die te drinken vraagt.
Als ik het koud heb
geef me iemand die me kleding vraagt.
Als ik verdrietig ben
geef me iemand die ik moet opbeuren.
Als mijn last zwaar op mij drukt
geef me de last van anderen te dragen.
Als ik behoefte heb aan tederheid
laat iemand een beroep doen op mijn tederheid.
Laat jouw wil mijn voedsel zijn
jouw genade mijn sterkte.
Geloofslied za: Een mens te zijn op aarde – zo: Gij, gij peilt mijn hart.

Klaarmaken van de tafel / collecte.

Voorbeden
Laten we even stilstaan bij allen die zich verweesd voelen,
die zoeken naar een nieuw perspectief en de weg om daar te geraken.
Mogen zij erkend worden in hun gevoel
en op een rechtvaardige wijze geholpen worden.

Keer U om naar ons toe
Keer ons toe naar elkaar

Laten we even stilstaan bij allen die bereid zijn
zichzelf te geven voor een ander.
Mogen zij de ruimte ervaren er voor hen te zijn
zonder zich te moeten wapenen tegen alles wat hen daarin belemmert.

Keer U om naar ons toe

Laten we op deze moederdag even stilstaan bij al die moeders
wier kinderen in al die oorlogen hun leven hebben gegeven voor vrede.
Moge de moed van hun kinderen hen inspireren
tot het hervinden van hun levensdoel.

Keer U om naar ons toe

Laten we even stilstaan bij alles wat ons in deze gemeenschap bezig houdt,
in het bijzonder allen die aan het leven lijden
allen voor wie ons gebed wordt gevraagd in dit intentieboek
en allen die ons in de dood zijn voorgegaan.
Keer u om.

Tafelgebed
Jij die God bent, een zachte kracht alom aanwezig,
wij danken Jou voor de wereld waarop wij wonen,
deze aarde met alles wat er leeft en groeit.
Jij die God bent, vader en moeder tegelijk
die ons wil ontvangen om wie wij zijn,
die ons roept, groot en klein,
om goed te zijn, om brood te delen,
die ons oproept te blijven werken aan de vrede,
die ons vraagt om trouw te zijn
aan de goddelijke liefde in ons.

Wij danken Jou voor Jezus,
die mooie mens uit Nazareth,
die lang geleden heeft gezegd:
Maak je geen zorgen, elke dag heeft genoeg aan zichzelf.

En wat Hij altijd deed, deed Hij ook de laatste avond.
Hij ging met zijn vrienden aan tafel.
Hij nam het brood, brak het, deelde het uit en zei:
Weet jij hoe je gelukkig kunt leven?
Als je het brood van iedere dag niet alléén eet
maar breekt en deelt met elkaar.
Zo heb ik het ook gedaan toen ik bij jullie was.

Daarna nam hij de beker en zei:
Drink uit deze beker als ik er niet meer ben,
Vertel elkaar wat echt belangrijk is:
deel vreugde en verdriet
en als het aan jullie ligt wees bevriend met iedereen.

Daags daarna is Jezus gestorven, maar niet voorgoed
Hij leeft nog te midden van ons
en gaat met ons mee naar een betere wereld.
Hij zegt: vier samen dat je bij elkaar hoort
dat je niet alleen op de wereld bent.
Weet dat je elkaar kunt inspireren
om te worden wie je echt wilt zijn.
Kijk maar goed:
overal in de wereld waar mensen
elkaar ontvangen en ontmoeten,
samen het leven delen, daar gebeurt het.

In zijn Geest zijn wij onderweg,
met zijn woorden willen wij bidden,
woorden van vrede, woorden van toekomst.
Onze Vader

Vredeswens
Ooit zij Jimi Hendrix:
“De wereld zal vrede kennen als de macht van liefde de liefde voor macht overwint”.
Laten wij daar vandaag maar mee beginnen.

Vredeslied za: Komen ooit voeten gevleugeld – zo: Wie mag te gast zijn in uw tenten.

Breken en delen
Ik nodig jullie allemaal uit om brood en wijn met elkaar te delen. Brood en wijn, dat ons doet denken aan die ene mens, Jezus van Nazareth, wiens voorbeeld het navolgen de moeite waard is. Brood en wijn, dat ons voortdurend herinnert aan ons heilige voornemen om eerlijk te delen.
Communielied za: Zoudt gij ooit mij beschamen – zo: Kom in mij

Afsluiting tafelviering
Ik wil deze tafelviering graag afsluiten met een gedachte van Etty Hillesum:
“Dit is eigenlijk onze enige morele taak: in zichzelf grote vlakken van rust ontginnen, steeds meer rust, zodat men deze rust weer uitstralen kan naar anderen. En hoe meer rust er in de mensen is, des te rustiger zal het ook in deze opgewonden wereld zijn.”

Goed om te weten

Slotgedachte
Er was eens een handelaar in ijzerwaren. Hij heette Muis. Niks aan te doen. Hij had een knecht, de enige die in de rommelzooi van die winkel en het magazijn de weg kende. Nu wilde de baas eens een wereldreis maken en dacht: ‘Zou mijn knecht de zaak alleen kunnen runnen?’. En hij luisterde hoe de knecht een klant hielp: ‘Ik zal het meneer vragen’, zei hij. En de baas wachtte een jaar. Weer ging hij luisteren en hoorde de knecht zeggen: ‘Nee, dat verkopen we niet’. Meneer Muis glimlachte, en wachtte opnieuw een jaar. Toen legde hij voor de derde maal zijn oor te luisteren, om te horen wat zijn knecht zou zeggen bij zijn afwezigheid: ‘Nee’, zei de knecht, ‘voor die prijs verkoop ik het niet’.
Toen ging de baas terstond op reis. ‘Ik’, zei de knecht, ‘ik verkoop het niet’. Zo was hij één geworden met zijn baas. De belangen van zijn baas en die van hem vielen samen.
Zo was het met Jezus en zijn Vader, en zo moge het zijn tussen God en ons: dat wij de wereld en de mensen mogen ervaren zoals God ze ziet en waardeert. Even ruimhartig, even liefdevol, met evenveel begrip en geduld.

Zegen en wegzending een zegengebed uit Oeganda
Behoed ons, o Heer voor paniek als de crisis in ons leven toeslaat.
Help ons te begrijpen, dat U ons niet altijd voor problemen,
ziekte en pijn kunt behoeden, maar wek in ons het vertrouwen,
dat U altijd bij ons wilt zijn, in alle ziekte en pijn.
Ga heen in de wereld in vrede, ziende op Jezus,
door onze overtredingen verwond,
maar in glorie verrezen uit de dood.
Draag uit in jullie levens de liefde, vreugde en vrede,
die Hem en zijn volgelingen kenmerkten.
Zo moge de zegen van God, Vader, Zoon en Heilige Geest
zijn met ons allen.

Slotlied za: Wij hebben voor u gebeden – zo: Ik zal in mijn huis niet wonen.

Nog geen reacties

Reactie plaatsen