Geroepen om tot voorbeeld te zijn

Elk blad ademt de boom tot leven

San Salvatorgemeenschap 2 april 2015
Witte Donderdag
Thema: Geroepen om tot voorbeeld te zijn

Waarom zijn we hier op deze avond?
Wij zijn hier bijeen om Jezus.
Om zijn laatste avond voor zijn dood te kunnen gedenken.
Het herinnert ons er aan hoe zijn voorbeeld ons oproept om tot voorbeeld te zijn.

Die laatste avond herinnert ons aan de herinnering van Jezus en zijn vrienden.
Hun gedachten gingen uit naar de bevrijding van hun volk, hoe de Aanwezige oog had voor hun lijden in Egypte,
hoe de Ene met alle macht op kwam voor mensen in de knel. hoe de God van de Israëlieten hun huizen had gespaard,
terwijl de Egyptenaren oog in oog stonden met de dood. Laten we luisteren naar dat verhaal:

God richtte het woord tot Mozes en sprak: ‘Ik ben de Heer.
Aan Abraham, aan Isaac en aan Jacob ben Ik verschenen als God Almachtig; mijn naam, Heer, heb Ik hun niet geopenbaard.
Met hen heb Ik mijn verbond gesloten: Ik zou hun Kanaän geven, het land waar zij als vreemdeling woonden.
Nu heb Ik het kermen gehoord van de Israëlieten die door de Egyptenaren tot slaven gemaakt zijn. Daarom ben Ik nu mijn verbond indachtig.
Zeg dus tegen de Israëlieten: Ik ben de Heer; Ik zal jullie wegvoeren uit de dwangarbeid van Egypte;
Ik zal jullie bevrijden van hun overheersing; met uitgestrekte arm en onder toediening van zware straffen zal Ik jullie verlossen.
Ik zal jullie aannemen als mijn volk en Ik zal jullie God zijn. Dan zullen jullie beseffen dat Ik het ben, de Heer uw God,
die jullie bevrijdt van de dwangarbeid van Egypte. Ik zal jullie naar het land brengen dat Ik met opgestoken hand beloofd heb aan Abraham, Isaak en Jakob.
Ik zal het u in bezit geven, Ik, de Heer.’

En de Heer sprak verder tot Mozes:
‘Ik breng u voor de farao als de god, en uw broer Aäron zal uw profeet zijn.
U moet Aäron alles zeggen wat Ik u opdraag; dan zal uw broer het woord voeren bij de farao,
zodat hij de Israëlieten uit zijn land laat vertrekken. Dan zal Ik de farao halsstarrig maken
en Ik zal in Egypte talrijke tekenen en wonderen verrichten.
De farao zal niet naar u luisteren, maar Ik zal Egypte mijn kracht laten voelen,
en mijn legers, mijn volk van de Israëlieten, wegleiden uit Egypte, dat Ik zwaar zal straffen.
De Egyptenaren zullen weten dat Ik de Heer ben als Ik mijn hand uitstrek naar Egypte en de Israëlieten uit hun midden wegleid.’

En God van de Israëlieten, de God van Jezus, laat zien dat zijn macht en kracht groter is dan die van de farao,
die zichzelf beschouwt als de goddelijke machthebber. Het water van de rivier de Nijl verandert in bloed.
Vissen sterven, de stank is ondraaglijk en mensen hebben niets te drinken.
Het land wordt geteisterd door kikkers, muggen en steekvliegen. Het vee van de Egyptenaren laat hij sterven door de veepest,
mensen en dieren komen onder de zweren, hagel verwoest de gewassen en al wat buiten verblijft,
en wat nog over is wordt door sprinkhanen weggevreten. Wat er ook gebeurt, de farao blijft onverschrokken van mening,
en laat de Israëlieten niet vrij. Zelfs een diepe duisternis, enkel over de Egyptenaren, kan hem niet bewegen.
Niets anders rest God dan nog één daad te verrichten, wat de farao wel moet doen bewegen het volk Israël te laten gaan.

Toen riep Mozes al de oudsten van Israël bijeen en sprak tot hen: ‘Ga voor uw families de dieren halen en slacht het paaslam.
U moet ook een bundel hysop nemen en deze in het bloed dopen dat u in een schaal hebt opgevangen.
Dan moet u het bloed uit de schaal uitstrijken over de beide deurposten en over de bovenbalk van de deur.
Tot de ochtend mag niemand buiten de deur van zijn huis komen,want als de Heer rondgaat om Egypte te slaan
en het bloed ziet aan de beide posten van de deur, dan zal de Heer uw deur voorbijgaan en Hij zal de engel van de dood niet toestaan
in uw huis te komen om u te slaan.U moet dit voorschrift blijven onderhouden als een eeuwige wet voor uzelf
en voor uw kinderen. Ook als u aangekomen bent in het land dat de Heer u volgens zijn woord gaat schenken, moet u deze plechtigheid blijven vieren.
En als uw kinderen u de vraag stellen: “Wat betekent deze plechtigheid?”
dan moet u hun antwoorden: “Dit is een paasoffer voor de Heer, omdat Hij in Egypte de huizen van de Israëlieten voorbij is gegaan;
terwijl Hij de Egyptenaren sloeg, heeft Hij onze huizen gespaard.” Toen knielde en boog het volk in verering.
De Israëlieten gingen uiteen en deden alles wat de Heer door Mozes en Aäron had voorgeschreven.

Lied: hij die gesproken heeft
Hij die gesproken heeft een woord dat gaat
een tocht door de woestijn een weg ten leven
een spoor van licht dat als een handschrift staat
tegen de zwartste hemel aangeschreven
Hij schept ons hier een nieuwe dageraad
Hij roept ons aan “ik zal jou niet begeven”.
Hij die ons in zijn dienstwerk heeft gewild
die het gewaagd heeft onze hand te vragen
die ons uit angst en doem heeft weggetild
en ons tot hier op handen heeft gedragen
Hij die verlangen wekt en het ook stilt
vreest niet: Hij gaat met ons een weg van dagen.

Van U is deze wereld deze tijd Gij hebt Uw stem
tot op vandaag doen klinken Uw naam is hartstocht
voor gerechtigheid Uw woord een bron waaruit wij willen drinken
Gij die tot hiertoe onze toekomst zijt dat wij niet
in vertwijfeling verzinken.

Zo zaten Jezus en zijn vrienden bijeen.
Zij vertelden elkaar, over de Ene, die zich het lot van de onderdrukten aan trok,
over God die het volk gered heeft, om nooit meer te vergeten.
Zij zongen met elkaar, aloude liederen, psalmen van weleer.
Jong geleerd, oud gedaan. Zij zongen van een God,
een heel andere God, die is zo als die werkelijk is.

Psalm 50,1-2.7-15.22

Een psalm op naam van Asaf.
De HEER, de God van de goden, spreekt en heel de aarde roept Hij op,
vanwaar de zon rijst tot waar zij daalt. Vanuit Sion, die parel van schoonheid,
is God in glans verschenen. ‘Luister, mijn volk, Ik wil spreken, tegen u getuigen, o Israël;
God, uw God ben Ik. Om uw offers verwijt Ik u niets,
geen brandoffer is Mij ontgaan, maar Ik wil niet nog een stier van uw erf,
niet nog een bok uit uw kooien, want al het wild in het woud is van Mij,
ook de dieren hoog in de bergen; de vogels daarboven, Ik ken ze allemaal,
geen dier in het veld is Mij onbekend. En als Ik honger had dan zei Ik het niet,
want van Mij is de aarde met al wat ze draagt. Zou Ik het vlees van stieren soms eten?
Of het bloed van bokken soms drinken? Laat uw offer een dankoffer zijn,
kom uw geloften aan de Hoogste na. Dan mag u Mij roepen in dagen van nood,
en Ik zal redden, omdat u erkent wie Ik werkelijk ben.
Bedenk dit goed, wie een dankoffer brengt
erkent wie Ik werkelijk ben; wie zo zijn weg gaat, zal zien dat God redt.’

Lied: was jij mijn herder 145-148
Was jij mijn herder, niets zou mij ontbreken, was jij mijn herder, niets zou mij ontbreken.
Breng mij naar bloeiende weiden, doe mij liggen aan vlietend water.
Dat mijn ziel op adem komt, dat ik de rechte sporen weer kan gaan achter jou aan.
Jij mijn herder? Niets zou mij ontbreken. Jij mijn herder? Niets zou mij ontbreken.
Moet ik de afgrond in, de doodsvallei, ik zal bang zijn, ben jij naast mij,
ik zal niet doodgaan van angst. Jij hebt de tafel al gedekt, mijn spotters weten niet wat ze zien:
dat jij mijn voeten wast, ze zalft met balsem, mij inschenkt, drink maar, zeg jij.
Jij mijn herder? Niets zou mij ontbreken. Jij mijn herder? Niets zou mij ontbreken.
Laat het zo blijven, dit geluk, deze genade, al mijn levensdagen.
Dat tot in lengte van jaren ik wonen zal bij jou in huis.
Jij mijn herder. Niets zou mij ontbreken. Jij mijn herder. Niets zou mij ontbreken.

Joh. 13,1-15

Het paasfeest was ophanden. Jezus wist dat zijn uur gekomen was:
nu zou Hij de wereld verlaten om naar de Vader te gaan. Voorheen hield Hij al van degenen die Hem in de wereld toebehoorden,
maar nu zou Hij hun zijn liefde betonen tot het uiterste. Het gebeurde tijdens een maaltijd.
De duivel had inmiddels iemand ertoe aangezet Hem over te leveren: Judas, de zoon van Simon Iskariot.
Jezus, die wist dat de Vader Hem alles in handen had gegeven en dat Hij van God gekomen was en naar God zou teruggaan,
stond van tafel op, legde zijn bovenkleren af en bond een linnen schort om zijn middel.
Daarna goot Hij water in een waskom en begon Hij de voeten van zijn leerlingen te wassen. Hij droogde ze af met de schort om zijn middel.
Zo kwam Hij bij Simon Petrus. ‘Heer,’ zei deze, ‘gaat U mij de voeten* wassen?’
Jezus gaf hem ten antwoord: ‘Wat Ik doe, daar heb je nu geen begrip van; later zul je het begrijpen.’
Petrus hield vol: ‘Nooit in der eeuwigheid zult U mij de voeten wassen!’
Maar Jezus zei: ‘Als Ik je voeten niet mag wassen, hoor je niet bij Mij.’
‘Heer,’ zei Simon Petrus toen, ‘dan niet alleen mijn voeten, maar ook mijn handen en mijn hoofd.’
Maar Jezus antwoordde: ‘Wie in bad is geweest, is helemaal gezuiverd; buiten de voeten hoeft hij niets meer te wassen.
Zo zijn ook jullie gezuiverd – hoewel niet allemaal.’Hij wist namelijk wie Hem zou overleveren;
daarom zei Hij: ‘Jullie zijn niet allemaal gezuiverd.’ Toen Hij hun voeten had gewassen en zijn bovenkleren had aangetrokken,
nam Hij weer aan tafel plaats en zei: ‘Begrijpen jullie wat Ik gedaan heb?
Jullie noemen Mij meester en Heer, en terecht, want dat ben Ik. Welnu, als Ik, jullie Heer en meester, jullie voeten heb gewassen,
dan behoren jullie ook elkaar de voeten te wassen. Ik heb jullie het voorbeeld gegeven: je moet doen zoals Ik voor jullie heb gedaan.

Zo zagen zij in Jezus, een heel andere Jezus, die is zoals die werkelijk is.
Niet boven mensen, maar naast mensen, die ons voorgaat in dienstbaarheid.
Mogen wij, zoals Hij heeft voorgedaan, onszelf geven aan elkaar,
door onze handen te laten wassen, en te laten drogen door de ander.

Lied: wat ik gewild heb 149
Wat ik gewild heb wat ik gedaan heb wat mij gedaan werd
wat ik misdaan heb wat ongezegd bleef wat onverzoend bleef
wat niet gekend werd wat ongebruikt bleef al het beschamende neem het van mij.
En dat ik dit was en geen ander dit overschot van stof van de aarde dit was mijn liefde. Hier ben ik.
Jezus zei:
Ik heb jullie het voorbeeld gegeven: je moet doen zoals Ik voor jullie gedaan heb.
Tijdens de maaltijd nam Jezus een brood, sprak de zegenbede uit,
brak het en gaf het aan zijn leerlingen en zei: neem en eet, dit is mijn lichaam.
Jezus nam het brood. Kijk, wat een kostbaar geschenk. Met liefde gemaakt.
Het is uniek. Voedzaam en daarom kostbaar. Het is welkom bij iedereen.
Dit brood heb ik gekozen, het is uitverkoren om er te zijn voor ons.
Zoals dit brood is uitverkoren, zo zijn wij in liefde uitverkoren,
in liefde geroepen, om in liefde te roepen dat ieder mens in liefde geroepen is.
Hij sprak de zegenbede uit.
Hield het brood in zijn handen. Zegende het brood. Dankbaar was hij voor dit brood.
Zoals dit brood in dankbaarheid ontvangen wordt, zo worden wij ontvangen,
omhelsd en geliefd, zo worden wij bevestigd dat wij er toe doen,
omringd met warmte. Wij worden gezegend om in liefde anderen te zegenen.
Hij brak het brood. Niet uit boosheid. Niet om het zomaar stuk te maken,
maar om er van te kunnen delen. Brood is er niet om naar te kijken,
brood is nodig om te voeden. Niet het uiterlijk is van belang, het gaat om de binnenkant.
Door de gebrokenheid heen komen we tot de binnenkant. Het is de binnenkant die ons voedt,
die ons met elkaar verbindt, niet de buitenkant. Wij worden in liefde gebroken,
om in liefde de gebrokenheid van onszelf en van de ander te aanvaarden.
Hij gaf het aan zijn vrienden.
Niet zomaar. Zoals hij zichzelf gaf, in het wassen van de voeten, zo geeft hij zich zelf in dit brood.
Zo wil Hij er zijn voor ons, als een uniek geschenk, voedend en helend, leven makend, in alle eenvoud.
Zo is ons het leven gegeven om in liefde onszelf als geschenk aan de wereld te geven.

Lied: waar staat een gedekte tafel
Waar staat een gedekte tafel? Waar is brood dat mij verzadigt?
Zonder eten ga ik dood. Wie, wie geeft mij van zijn brood?
Of heb ik genoeg voor velen maar geen mens om mee te delen,
geen die naast mij zit of staat en mijn brood mij breken laat?

Ben ik boordevol van woorden, niemand vind ik, die mij horen niemand die mij kan verstaan,
geen waar ik naar toe kan gaan. Ben ik leeg, ik hoor ze zwijgen, hoor geen woorden, dan mijn eigen,
hoor geen mens die mij iets zegt, ander die zich tot mij richt.

Mens is dorst en mens is honger, mens is leven van verlangen, wachtend tot iemand hem vindt die zich geeft,
die zich verbindt. Heb ik alles, overdadig, ben, dan nog, ik, onverzadigd tot ik er van delen mag met een die op iemand wacht

Ook nam hij een beker,
sprak het dankgebed uit en gaf hun die met de woorden: drink er allen uit, want dit is mijn bloed van het verbond,
voor velen uitgeschonken tot vergeving van de zonden.

Zoals de druiven aan de tros, naast elkaar kunnen groeien, maar pas tot wijn worden, als ze gebroken zijn,
zo groeien wij mensen, aan dezelfde stam, ieder voor zich, en worden wij één in gemeenschap
door ons leven in gebrokenheid te delen met elkaar.

Zo worden wij geroepen, zijn voorbeeld te volgen, brood en wijn te delen, door mens van brood en wijn te zijn.
Laten wij dat blijven doen, om hem te gedenken.

Open je hand en je hart, en neem en breek het brood, zegen het en deel ervan,
en ontvang en wordt, brood van leven, wijn van verbondenheid.

Lied: beeld en gelijkenis 212,213
Beeld en gelijkenis van hem die leeft, een mensenzoon heeft hij geen macht begeerd
geen aanzien als god en heeft zich niet aan de gestalte dezer wereld onderworpen.

Heeft niet roofzuchtig voor zichzelf geleefd maar zich ontdaan van zijn bezit
en is de weg gegaan die langs de zelfkant voert het duister in en is niet halverwege omgekeerd
maar heel de weg gegaan.

Is op de slavenmarkt gaan staan om als de minste mens verkocht te worden en werd zo een van hen
die mens-onwaardig zijn; werd niemand met die niemand zijn en wie hem zien keren zich van hem af;
en trok het lijden aan en droeg het als een lam en stond stom voor zijn scheerders en werd gehangen als een slaaf.

Zo is hij mens geworden een gerechte beeld en gelijkenis van Hem die leeft en liefde is Hem noemen wij Heer,
mensenzoon van God, leidsman en lotgenoot, Jezus Messias.

En Jezus zei:
Dit is mijn opdracht: dat jullie elkaar liefhebben met de liefde die Ik jullie heb toegedragen. De grootste liefde die iemand zijn vrienden kan betonen,
bestaat hierin dat hij zijn leven voor hen geeft. Mijn vrienden zijn jullie, maar dan moeten jullie ook doen wat Ik jullie opdraag.
Voor Mij zijn jullie geen dienstknechten meer: een knecht heeft geen begrip van wat zijn meester doet.
Vrienden noem Ik jullie, omdat Ik alles wat Ik van de Vader heb vernomen, aan jullie heb meegedeeld.
Niet jullie hebben Mij uitgekozen; nee, Ik heb jullie uitgekozen en Ik heb jullie de taak gegeven eropuit te gaan
en vrucht te dragen, vruchten die blijvend zijn. Wat je de Vader ook vraagt in mijn naam, Hij zal het je geven.
Dit draag Ik jullie op: dat je elkaar liefhebt.

Lied: Liefde, dal van liefde 186
Liefde, dal van liefde, waar jij mag wonen Waar ik mag wonen in liefde
Vrede, heuvels van vrede, waar jij mag dwalen Waar ik mag dwalen in vrede
Diepte, peilloos ravijn, ook daar ben jij Ook daar ben jij, ik vrees geen kwaad
Hoogte, berg van verbazen, top van verlangen Top van verlangen, naar meer, naar jou

Na het zingen van de psalmen gingen Jezus en zijn vrienden naar de olijfberg.
Laat ons, net als zij, in stilte uiteen gaan.

Nog geen reacties

Reactie plaatsen