Wat moet ik hun dan antwoorden?

San Salvatorgemeenschap   16/17 november 2019
Wat moet ik hun dan antwoorden?

Voorganger: John Parker, zondag mmv de Cantorij

Openingslied:
zat: Als woorden kunnen duiden          zon: Wat altijd is geweest

Welkom en inleiding:
Welkom iedereen bij deze viering van onze geloofsgemeenschap. Na een week van werken, misschien van ontmoetingen en verplichtingen, komen we weer bij elkaar om te vieren. En iedereen zal een andere reden hebben om te vieren, te herdenken of te treuren. Dit alles brengt ons hier samen, om met muziek en gezang, met verhalen en gebeden, met symbolen en gebaren, te vieren.
Het thema, Wat moet ik hun dan antwoorden?, komt van een verhaal uit de Schrift, het zijn woorden van Mozes. Een man die iets wil doen om zijn volk te helpen, te redden, maar hij weet niet hoe of wat. Hij vraagt zich af wat hij kan zeggen, welke woorden hij kan vinden om anderen te kunnen overtuigen van zijn bedoelingen.
Laten wij een moment nemen om stil te zijn, en dan bidden.

Bezinning:
   van Antoine de St. Exupery
Ik heb God nooit begrepen, maar een God die zich ‘begrijpen’ laat, is geen God. Hij is het ook niet, als hij mijn gebed precies verhoort.
Ik heb begrepen: de grootheid van het gebed berust hierop: dat wij niet met een sjofel handeltje te doen hebben. Ik ging vermoeden, dat leren bidden bestaat in leren zwijgen en dat de echte liefde pas begint waar wij niet op geschenken uit zijn.

Acclamatie: zat: God geef de mens woorden van waarde
zon:   Wek mijn zachtheid weer

1e lezing: Als ik je naam, van Valeer Deschacht.            
Als ik je naam in het zand had geschreven hadden de golven hem na korte tijd uitgewist.
Als ik je naam in een boom had gegrift was de schors met de tijd vergaan.
Als ik je naam in marmer had gekapt was de steen na veel tijd gebroken.
Maar ik heb je naam in mijn hart geborgen, en daar wordt hij voor de eeuwigheid goed bewaard.

Lied:
zat: Zonder naam en zonder woorden        zon: Keer je hart tot mij

2e lezing: Exodus 3, 1-15  
Mozes hoedde de kudde van zijn schoonvader Jetro. Eens dreef hij de kudde tot ver in de woestijn en kwam hij bij de berg van God, de Horeb. Toen verscheen hem de engel van Jahwe, in een vuur dat opvlamde uit een doornstruik. Mozes keek toe en zag dat de doornstruik in lichter laaie stond en toch niet verbrandde. Hij dacht: `Ik ga er op af om dat vreemde verschijnsel te onderzoeken. Hoe komt het dat die doornstruik niet verbrandt?’ Jahwe zag hem naderbij komen om te kijken. En vanuit de doornstruik riep God hem toe: `Mozes, Mozes.’ `Hier ben ik,’ antwoordde hij. En Hij vervolgde: `Ik ben de God van uw vader, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob.’ Toen bedekte Mozes zijn gezicht want hij durfde niet naar God op te zien. Jahwe sprak: `Ik heb de ellende van mijn volk in Egypte gezien, de jammerklachten om zijn onderdrukkers gehoord; ja, Ik ken zijn lijden. Ik daal af om mijn volk te bevrijden uit de macht van Egypte, om het weg te leiden uit dit land naar een land dat goed en ruim is, een land van melk en honing, het gebied van de Kanaänieten. Het geweeklaag van de Israëlieten is nu tot Mij doorgedrongen en Ik heb ook gezien hoezeer de Egyptenaren hen onderdrukken. Ga er dus heen, Ik zend u naar Farao. Gij moet mijn volk, de Israëlieten, uit Egypte leiden.’ Maar Mozes sprak tot God: `Wie ben ik dat ik naar Farao zou gaan en dat ik de Israëlieten uit Egypte zou leiden?’ God antwoordde hem: `Ik zal u bijstaan, en dit is het teken dat Ik het ben die u zendt: als gij het volk uit Egypte hebt geleid, zult ge mij vereren op deze berg.’ Maar Mozes sprak opnieuw tot God: `Als ik nu bij de Israëlieten kom en hun zeg: De God van uw vaderen zendt mij tot u, en zij vragen: Hoe is zijn naam? wat moet ik dan antwoorden?’ Toen sprak God tot Mozes: `Ik ben die is.’ En ook: `Dit moet gij de Israëlieten zeggen: Hij-is zendt mij tot u.’ Bovendien zei God tot Mozes: `Dit moet ge de Israëlieten zeggen: Jahwe, de God van uw vaderen, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob, zendt mij tot u. Dit is mijn naam voor altijd. Zo moet men Mij aanspreken, alle geslachten door.

Acclamatie: zat: Gij die uw naam hebt uitgeroepen
zon:   Wie mag te gast zijn in uw tenten

Overweging:
Twee weken geleden had ik het in de viering over Abraham, oervader van zoveel gelovigen. Geroepen om op weg te gaan, om zo een zegen te worden voor zovelen. Vandaag hebben we een verhaal over Mozes; weer een groot en belangrijk figuur uit de geloofsgeschiedenis, de zoektocht van mensen naar zin, zegen en leven.
In ons verhaal vandaag is Mozes uit Egypte gevlucht en is hij getrouwd. In Egypte was hij een vertrouweling van de Farao. Nu is hij een schaapherder geworden, in de woestijn met zijn schapen. Alleen met zichzelf, zijn gedachten, zijn herinneringen aan zijn volk, slaven in Egypte.
Een woestijnervaring, zoals Abraham, Jakob, Jozef hebben mee gemaakt, en zoals later een Johannes de Doper en een Jezus zullen meemaken. In de eenzaamheid van de woestijn tot godskennis en zelfkennis zien te geraken. Een bekend beeld in onze Schriften.
Na de tijd te hebben genomen om na te denken, besluit Mozes om naar Egypte terug te keren. Maar hij weet nog niet wat hij gaat zeggen tegen de Farao om hem te overtuigen; hij weet nog niet wat hij gaat zeggen om zijn eigen volk hem te leren vertrouwen.
Wat ga ik hun zeggen? Velen van ons hebben misschien deze zelfde woorden in gedachte, als je mensen ontmoet die in pijn zijn, die rouwen om een overledene of gevangen zijn in een andere treurige omstandigheid. Wat kan ik tegen zo ’n iemand zeggen om de pijn te verzachten? Moet ik iets zeggen, of kan ik misschien een hand op de schouder leggen of een ander gebaar? Soms is het voldoende om even stil te zijn, om te luisteren met aandacht. Om tijd te geven aan de ander.
Wat ga ik hun zeggen? Uiteindelijk heeft Mozes de woorden gevonden om zijn opdracht te vervullen. De naam van zijn God was voldoende om zijn volk te overtuigen. Met de Farao moest hij het anders doen om zijn volk vrij te krijgen.
Iedere situatie is anders en vraagt om een andere benadering. En toch ben ik soms het spoor bijster geraakt. Een schoonzus vroeg mij om haar huwelijk met mijn broer te redden, want “dat is wat pastores doen.” Ik kon haar niets zeggen; het was wel een apart geval, en ze zijn kort daarna gescheiden. Een mislukking en dat is ook een deel van het leven. Je weet niet altijd wat te zeggen of wat te doen in een bepaalde situatie. Niet iedereen is een Mozes met zijn God die in zijn oor fluistert. Wat ik kan doen is aandacht geven aan diegene die voor me staat. Open staan voor zijn of haar verhaal, het hart open houden om het verhaal binnen te laten, om de aandacht voelbaar te maken.
Mozes bevond zich met een heel menselijk probleem, wel op een ander niveau dan de meeste van ons. Wat te zeggen, hoe zijn opdracht vervullen, zijn doel bereiken: het volk van Israël bevrijden uit slavernij in Egypte en het beloofde land binnen gaan. Door naar zijn hart te luisteren is het hem gelukt. Door zich open te stellen voor de ander is het hem gelukt.

Geloofslied: zat: Uit uw hemel zonder grenzen
zon:   Voor mensen die naamloos

Collekte:

Voorbede: Waar vriendschap heerst en liefde      
1. Laten wij bidden voor allen die zoeken naar verdieping van hun leven;
dat ze tijd en rust vinden om stil te staan bij de dingen van alledag,
dat ze zich blijven verwonderen over de aarde en haar bewoners..

2. Laten wij bidden voor hen die veranderingen en vernieuwingen tegenhouden;
dat ze blijven geloven in de goede bedoelingen van anderen,
dat de Geest ons in onze verscheidenheid bijeen houdt.

3. Laten wij bidden voor wie ziek zijn en die bang zijn voor wat komen gaat,
voor wie de ouderdom vrezen, voor wie alleen zijn,
voor wie zich een last voor anderen voelen;
Mogen zij moed vinden en liefdevolle mensen tegenkomen.

4. Intenties:acclam zat: Blijf hen nabij
zon:   Voor uw aangezicht.

Tafelgebed:
Wanneer, zoals nu, het leven verstilt,
er geen blad is dat ritselt,
geen vogel die vrijuit zingt –
wanneer zoals in deze dagen
alle leven inkeert tot zichzelf
en ingetogen tot rust komt
dan is het alsof ik niet anders kan
dan mijn oor bij U mijn God
te luisteren leggen.

Wanneer, zoals nu,
de nachten lengen de dagen korten –
wanneer zoals in deze tijd
het licht verliest en de duisternis wint –
dan is het alsof ik niet anders wil
dan bij U mijn God veilig schuilen.

Wanneer, zoals nu,
onze aarde geen vruchten geeft,
de grond verhardt van de kou
wanneer zoals in deze dagen
bomen en struiken hun blad niet meer voeden
en kunnen dragen
dan is het alsof ik diep besef
dat ik leven mag uit U alleen.

Wanneer, zoals nu, wij onderdak zoeken,
mensen ontmoeten om een thuis te heb­ben
wanneer zoals in deze tijd wij elkaar verwar­men
en zingen en vertellen van het licht dat komt
dan is het alsof ik de naam
van Jezus uw Zoon wel noemen moet
die zonder voorbehoud op U vertrouwde
en tot het uiterste de mensen trouw is geweest.

Die in al wat Hij zag uw hand bespeurde
overal uw adem voelde
en het Leven van ganser harte prees
die van huis is weggegaan, geen dak boven zijn hoofd
geen steen om op te rusten
die gedreven en begeesterd lammen overeind heeft geholpen;
in wat Hij zei uw boventoon liet klinken
zelfs voor doven te horen
die brandde als een vuur zo helder en licht
dat hij zelfs voor blinden was te zien

die door kwade naam en laster heen keek
tot in het hart van de mens van goede wil
en met hem aan tafel ging
die de laatste avond van zijn leven
met het brood in zijn handen
heeft toegezegd
met ons te zijn in leven en dood
die zijn beker overdroeg
en met zijn vrienden een bindende afspraak maakte:
om te doen wat Hij had gedaan,
te zijn die Hij was geweest:
een broeder voor allen, een mens van God
in wie alle leven wordt voltooid.

die ons leerde bidden:
ONZE VADER….

Vredeswens: zat: Vrede zal er zijn op aarde
zon: Zoudt Gij ooit mij beschamen

Communie:   zat:   Fluitspel door Maria
zon:   Op mijn levenslange reizen

Mededelingen:

Slotgedachte: van Fjodor Dostojewski       
Heb Gods schepping lief in al haar volheid tot op het kleinste zandkorreltje.
Bemin ieder blaadje, iedere zonnestraal die God doet schijnen.
Heb de dieren en de planten lief, ja bemin alle dingen.
Door je liefde voor al het geschapene zul je oog gaan krijgen voor het goddelijke geheim dat in heel de schepping schuilgaat.

Zegen en wegzending:
Dat je handen vol vrede zijn, je voeten de goede kant op gaan, je ogen licht en donker zien, je oren in de stilte je God verstaan, dat je stem met elke nieuwe klank de oude wereld kleur en inhoud geeft, je hart altijd plaats voor liefde heeft, zij zo door God gezegend.

Slotlied: zat: Zo lang er mensen zijn is er nog tijd genoeg
zon:   Van grond en vuur.

1 reactie

  1. Toos Verdonk

    zo 24th nov 2019 at 16:12

    Vandaag kwam ik pas toe aan het herlezen van de viering van vorige week. Opnieuw werd ik geraakt door de bezinningstekst van Antoine de St. Exupery, en de poëtische kracht van het Tafelgebed dat John Parker gebruikte. Een zin als: ‘Jezus, die in wat hij zei uw boventoon liet klinken, voor doven te horen en die zoveel licht wist te brengen dat blinden het konden zien,’ dringt diep in me door.
    De woorden van Dostojewsky vond ik een prachtige afsluiting. Een van onze later ingestroomde Cantorijleden die niet op de Ledenvergadering kon komen, schreef dat ze na deze mooie viering (en na de vorige viering van John) onder de indruk en dankbaar naar huis ging. Ik heb van harte met haar ingestemd.

    Beantwoorden

Reactie plaatsen