Viering van 30 juni – 1 juli 2012 – Voelen dat je leeft

Elk blad ademt de boom tot leven

Thema: Voelen dat je leeft
San Salvatorgemeenschap 30 juni en 1 juli 2012
Voorganger: Erick Mickers

Openingslied: Vrede voor jou hierheen gekomen


Welkom
Vrede voor jou, van verweg of van dichtbij hierheen gekomen,
dat wensen we elkaar toe, in Godsnaam:
de Vader, de Zoon en heilige Geest. Amen.

“Voelen dat je leeft” is het thema van deze viering. Schijnbaar zegt het thema, dat het ook kan, dat je niet het gevoel hebt dat je leeft, maar dat het aan jou voorbij gaat.
Het zou ook nog kunnen dat je het gevoel hebt geleefd te worden. Dat is weer wat anders. En er zijn ook momenten, dat het leven zo pijnlijk verdrietig voelt, dat je zou willen dat je niets meer voelt.
Het thema wordt gekleurd door ons eigen staan in het leven. Het leven, in al haar veelzijdigheid, willen we samen vieren. Daarvoor zijn we hier bijeen, om samen te zingen, te luisteren, te delen, om samen te bidden.
Mag het daarvoor maar stil worden in ons en om ons heen.

Gebed:
Jij enige, neem ons mee in de stroom van het leven,
raak ons aan met de geur van een bloem, het getsjilp van een vogel,
de warmte van de zon, het geheim van het duister.

Neem ons mee in de stroom van de liefde,
raak ons aan door de ogen van de ander,
een streling op onze huid, de glimlach op het gezicht, de diepte van een gesprek.

Neem ons mee in de stroom van het licht raak ons aan in de mildheid voor elkaar,
het vertrouwen in elkaar,
de eenvoud van elke mens, de kracht van ieder van ons
opdat wij voelen dat wij leven, opdat wij voelen dat Jij leeft, met ons, door ons en in ons, elke dag opnieuw.
Acclamatie: Wek mijn zachtheid weer

Inleiding op de lezingen:
Wie gelooft nu nog in het wonder dat Jezus iemand op laat staan uit de dood? Wat doe je met een verhaal dat voor weinig mensen nog zeggingskracht heeft? In die tijd kon je het nog lezen als een verwijzing naar Elia, die zo’n zelfde wonderen kon verrichten, als bewijs dat Jezus de verlosser is. Maar nu…
Toch willen we het lezen, niet een stukje, maar helemaal. Samen met een spiegelverhaal, om ons op weg te helpen.

1e lezing: Een verhaal van Toon Tellegen
Midden in de nacht ging het vuurvliegje plotseling uit. Hoe kan dat nou?, dacht hij.
Hij probeerde weer aan te gaan. Maar hij bleef uit. Het vuurvliegje begreep er niets van. Waarom ga ik niet aan?, dacht hij. Ik ga altijd aan. Iedereen die uit gaat, gaat weer aan. Hij dacht even na. Nee, dacht hij, niemand gaat weer aan als hij uit is. Alleen ik.
Hij dacht even aan de gloeiworm. Wat de gloeiworm doet als hij begint te gloeien, dacht hij, dat is geen aangaan. Hij probeerde te bedenken hoe hij altijd aanging. Hij zei: ‘een, twee, drie… aan!’ Maar hij ging niet aan. Hij schudde zichzelf door elkaar, ging op zijn hoofd staan, maakte een sprong in de lucht en draaide in de lucht om zijn as. Maar hij ging niet aan.
Hij ging voor zijn raam zitten. Wie heeft verstand van aangaan?, dacht hij. De zon?
Nee. Die heeft verstand van opgaan en ondergaan – daar weet ík niets van – maar niet van aangaan.
Hij dacht aan de mier, de neushoorn, de krekel, de mol, de walvis, de egel en de olifant.
Maar die hadden verstand van weggaan, doorgaan, langsgaan, meegaan, tegengaan, voorbijgaan,
teruggaan en opzij gaan. Maar niet van aangaan en uitgaan. Zelfs de boktor had daar, volgens het vuurvliegje, niet echt verstand van, of de maan.
Het vuurvliegje peuterde, sjorde, vloog tegen zijn raam aan en liet zich onverhoeds omvallen. Maar hij ging niet aan. Hij leunde even achterover om uit te rusten.
Als ik nooit meer aanga, dacht, wat dan? Dan verloor hij zijn bestaansgrond, had de mier hem eens verteld. Mijn bestaansgrond, dacht hij. Hij huiverde. Hij voelde zijn bestaansgrond onder zijn voeten en overal om zich heen. Nóg wel…. Als ik die verlies… dacht hij. Er zijn dieren zonder bestaansgrond, had de mier gezegd. Maar hij had niet willen zeggen wie dat waren en of ze zonder bestaansgrond misschien nooit jarig konden zijn, of ’s ochtends niet meer wakker konden worden.
Het vuurvliegje ging in bed liggen. Het was heel donker om hem heen. Hij voelde een traan uit zijn oog langs zijn wang naar beneden rollen.
Even later ging hij plotseling weer aan. Maar toen sliep hij al.

Lied: Zij die stom zijn, ver heen

2e lezing: uit het evangelie volgens Marcus
Toen Jezus weer met de boot was overgestoken, verzamelde er zich een grote menigte bij hem, en hij bleef aan het meer.
Een van de leiders van de synagoge, die Jaïrus heette, kwam naar hem toe, en toen hij Jezus zag viel hij aan zijn voeten neer. Hij smeekte hem dringend: ‘Mijn dochter ligt op sterven, kom haar de handen opleggen om haar te redden en te zorgen dat ze in leven blijft.’
Hij ging met hem mee.
Een grote menigte volgde hem en verdrong zich om hem heen. Onder hen was ook een vrouw die al twaalf jaar aan bloedverlies leed. Ze had veel ellende doorgemaakt door de behandeling van allerlei artsen, aan wie ze haar hele vermogen had uitgegeven zonder dat ze ergens baat bij had gehad; integendeel, ze was alleen maar achteruitgegaan.
Ze had gehoord over Jezus en ze begaf zich tussen de menigte en raakte zijn bovenkleed van achteren aan, want ze dacht: Als ik alleen zijn kleren maar kan aanraken, zal ik al gered worden.
En meteen hield het bloed op te vloeien en merkte ze aan haar lichaam dat ze van de kwaal genezen was. Op hetzelfde ogenblik werd Jezus zich ervan bewust dat er kracht uit hem was weggestroomd.
Midden in de menigte draaide hij zich om en vroeg: ‘Wie heeft mijn kleren aangeraakt?’
Zijn leerlingen zeiden tegen hem: ‘U ziet dat de menigte zich om u verdringt en dan vraagt u: “Wie heeft mij aangeraakt?”
Maar hij keek om zich heen om te zien wie het gedaan had. De vrouw, die bang was geworden en stond te trillen omdat ze wist wat er met haar was gebeurd, kwam naar hem toe en viel voor hem neer en vertelde hem de hele waarheid. Toen zei hij tegen haar: “Uw geloof heeft u gered, ga in vrede en wees genezen van uw kwaal.”
Nog voor hij uitgesproken was, kwamen enkele mensen tegen de leider van de synagoge zeggen: ‘Uw dochter is gestorven, waarom valt u de meester nog lastig?’ Maar Jezus hoorde dat en zei tegen de leider van de synagoge: ‘Jaïrus, wees niet bang, maar blijf geloven.’
Hij stond niemand toe om met hem mee te gaan, behalve Petrus, Jacobus en Johannes, de broer van Jacobus. Ze kwamen bij het huis van de leider van de synagoge en zagen daar een groep mensen die luid stonden te huilen en te weeklagen. Hij ging naar binnen en zei tegen hen:  ‘Waarom maken jullie zo’n misbaar en huilen jullie? Het kind is niet gestorven, het slaapt.’  Ze lachten hem uit. Maar hij stuurde hen allemaal naar buiten en ging met de vader en moeder van het kind en de leerlingen die bij hem waren de kamer van het kind binnen.
Hij pakte de hand van het kind vast en zei tegen haar: ‘Talita koem!’ In onze taal betekent dat: ‘Meisje, ik zeg je, sta op!’ Meteen stond het meisje op en begon heen en weer te lopen. Ze was twaalf jaar. Iedereen was met stomheid geslagen. Hij drukte hun op het hart dat niemand dit te weten mocht komen en zei dat ze haar te eten moesten geven.

Acclamatie: Keer U om naar ons toe, keer ons toe naar elkaar

Overweging
Een verhaal over dood, en weer tot leven komen.
Zoals het bij de profeet Elia gebeurde, zo gebeurde het ook bij Jezus. Ik wil u graag een verhaal vertellen van deze tijd. Over dood en weer tot leven komen.
Het gaat ook over een meisje en ik mocht van haar u dit verhaal wel laten horen.
Haar verhaal begint als ze 12 is. Eigenlijk begint het al eerder, wanneer ze een spring-in- ’t-veld is. Opmerkzaam voor details, verwondert over alles wat het leven biedt. Met haar fantasie schrijft ze de mooiste verhaaltjes. Maar met haar fantasie creëert ze ook de onmogelijkste angsten.
Af en toe vraagt ze aan haar ouders: “waarom ben ik anders dan alle anderen?” Waarop de ouders welgemeend zeggen: “Omdat jij jij bent, en dat is mooi zoals jij bent.” Het meisje vindt haar weg, en haar ouders zien een wereld van mogelijkheden voor haar open liggen.
Totdat het meisje minder lacht, minder springt en alsmaar stiller wordt. Ze stopt met eten. Ze stopt met drinken. Ze is twaalf als haar eerste opname volgt, anorexia is de diagnose. Ze wordt gedwongen om te eten en te drinken. Ze houden haar in leven. Ze krabbelt op, maar weer slaat anorexia toe.
Op de vraag aan haar waarom ze hier in meegaat, geeft ze als antwoord: “dan voel ik niets meer, en die rust, dat voelt goed.”
Weer wordt ze gedwongen te eten en te drinken. Weer houden ze haar in leven. Ze laat het toe, omdat ze ziet dat haar ouders, zussen en broer zo graag willen dat ze leeft.
Ze krabbelt weer op, maar het meisje van de verwondering is het allang niet meer. En weer lukt het haar niet om los te komen van haar ziekte. Zo gaat ze voor derde keer in therapie, maar nu op een andere plaats waar ze zich veilig voelt. Met vertrouwen gaat ze daar naar toe. ‘Daar kunnen ze me echt helpen’, zegt ze.
Daar gebeurde wat er met de vrouw gebeurde, die de mantel van Jezus aanraakte. Het vertrouwen in de ander, maakte dat ze zelfstandig ging eten en drinken. En zo kwam ze weer tot leven.
Er was een klik van wederzijds begrip en respect en vertrouwen. Ze kon de wereld weer aan en ging vol goede moed haar studie weer in.
Maar de wereld was te groot voor haar. Zoveel prikkels, zoveel geuren en geluiden, zoveel emoties, om wanhopig van te worden. Terug naar die vertrouwde plek, om weer het vertrouwen te hervinden.
Het lukte haar gedeeltelijk. Maar al die prikkels bleven haar te veel. “Ik hoor de geluiden niet alleen, ik voel ze werkelijk door heel mijn lijf trillen”, zei ze. Zelfs de wind was haar al teveel. Om radeloos van te worden. Onderzoek wees uit dat het te maken had met autisme.

Gek genoeg gaf dat haar in eerste instantie rust, want nu werd bevestigd wat ze altijd al dacht: ik ben anders dan anderen. En ook: het ligt dus niet aan mij. Weer in therapie om een manier te vinden om om te kunnen gaan met haar autisme. Weer was er die klik met mensen, van wederkerige genegenheid op een professionele, maar gelijkwaardige manier.
En weer, inmiddels op haar 18e, pakt ze de draad op. Maar autisme gaat niet over. De prikkels blijven. Weliswaar wat minder, maar toch. Het besef dat het nooit meer overgaat, beangstigt haar. Ze wordt alsmaar somberder. Zo zegt ze: “het leven is niet voor mij gemaakt.” Haar ouders praten haar moed in. Maar ze zegt: “Wat heb ik nog te verwachten, hoe kan ik ooit nog…..”
En ze vult al haar wensen in die ze vroeger had. Dat beetje vertrouwen dat ze nog had, ook dat ontglipt haar. De andere dag schrijft ze in paniek een briefje: “Sorry, het lukt niet meer”
Haar ouders ontmoeten haar in het ziekenhuis. Ze leeft nog, maar wat hadden ze haar graag de rust gegund. Ook bij haar zussen en broer leefde dat gevoel. Verdriet en boosheid gaan hand in hand. Niet om wat ze had gedaan, maar om de pijn van het leven in haar ogen. Hoe kan dit ooit nog goed komen? Hoe kan het licht dat uit is, weer aangaan?
Een week later zegt ze: “Ik zou zo graag willen, dat als ik ga slapen en morgen weer wakker wordt,  dat alles dan gewoon een droom is geweest”. Zo zal het wel niet gaan, zoals bij de vuurvlieg. Er is meer voor nodig.
Drie mensen komen op bezoek, die ze al eerder had ontmoet vanuit haar laatste therapie. Een jonge vrouw, een psycholoog, en twee persoonlijke begeleiders. Ze nemen de tijd. Als ze ontslagen wordt uit het ziekenhuis, willen zij zich ontfermen over haar. Dat voelde goed, ze was er door geraakt.
Waar niemand meer in geloofde, brachten zij tot leven. In alle zachtheid, geraakt door het vertrouwen van de ander, ontstond er bij het meisje, opnieuw vertrouwen. Broos en kwetsbaar vertrouwen, maar meer dan voldoende om weer vuur te zien in haar ogen. En met dat vuur in haar ogen, kwam ook het vertrouwen terug bij haar ouders, zussen en broer en haar familie. Broos en kwetsbaar, maar waar niemand meer in geloofde, was tot leven gekomen.

Zo zien we, lang geleden, een jonge man die het meisje tegemoet treedt, aanraakt en raakt,  door zijn hand te reiken en ook zichzelf. Er is een klik, eigenlijk heel gewoon. Zijn kracht huist in dit gewone en wordt daardoor wonderlijk groot. Want het meisje staat op!
Zo zien we, vandaag de dag, een jonge vrouw, die het meisje tegemoet treedt, aanraakt en raakt, door haar hand te reiken en ook zichzelf.
Er is een klik, eigenlijk heel gewoon. Haar kracht huist in dit gewone en wordt daardoor wonderlijk groot. Want het meisje staat op!
Weer wordt ik doordrongen dat in een gewone man, in een gewone vrouw een groot geheim kan schuilgaan. Weer wordt ik doordrongen dat in aanraken en geraakt zijn de wijsheid ligt.

In dat klein beetje tederheid en warmte,
in de weinige woorden en gebaren van genezing
die wij vinden in ons binnenste, schuilt het wonder.

Rakelings gaat daar iets van God voorbij. Daar voel je dat je leeft.
Dankbaar mag je zijn, wanneer jij die gewone vrouw of man bent. Dankbaar mag je zijn, wanneer jij die gewone man of vrouw ontmoet, die jou weer helpt op te staan. Vertel het maar aan niemand, maar wonderen bestaan. Hoe ik dat kan weten, het meisje in mijn verhaal, is onze jongste dochter.

Geloofslied: Zijt Gij mijn God een herder
Muzikaal intermezzo

Voorbeden met: Strek naar mij uw gedachten
Goede God, in alle eenvoud leggen wij bij Jou neer wat ons zo bezighoudt
het lot van mensen die eenzaam zijn, verloren lopen,
pijn hebben van het leven om wat voor reden dan ook,
help ons hen te helpen

  • Strek naar mij uit uw gedachten,
    steek een hand naar mij uit,
    haast u toch mij te helpen.

Het lot van mensen die rusteloos zijn, vast lopen,
niets meer voelen van het leven om wat voor reden dan ook,
help ons hen te helpen

  • Strek naar mij uit uw gedachten

Het lot van mensen die begaan zijn, door lopen,
alles willen geven in het leven, om het goede voor mens en milieu,
help ons hen te helpen

  • Strek naar mij uit uw gedachten

We leggen bij Jou neer, de gebeden geschreven in dit boek, de gebeden die klinken in ons hart,  de gebeden die gevraagd zijn:
voor de pasgeborene: Milan, zoon van Tim & Irma Montrée, geboren 15 juni
voor de dopelingen:Bryson Avery van Heck, gedoopt vanuit onze gemeenschap op 23 juni
voor de zieken onder ons, voor diegene die ons zijn ontvallen, met name noemen wij:
Ger Papavoine…

Wil er zijn – met uw licht – opdat er leven is

Tafelgebed
Jij, oorsprong van elk zoeken en vinden, verlangen van elk mensenhart.
Dromende maak Jij in mij los de hunkering naar inzicht, het luisteren naar
het woord van mijn naaste dat goed doet en kracht geeft.
Jij doet ons nieuwe woorden spreken en geeft ons nieuwe begeestering
als twee of meer bijeen zijn in Jouw naam.

Jouw wijsheid is aan het licht gekomen in Jezus van Nazareth.
Hij was zichtbaar vol van Jou en bracht licht bij hen, die in de nacht tot Hem kwamen.
Nieuw leven verkondigde Hij als van een nieuwe geboorte. Zijn rijk van liefde vergeleek Hij met een schat in de akker, de parel in het sleepnet, die voor alles moet worden gezocht.
Daarvoor gaf hij zichzelf, als ’n graankorrel die sterven moet om tot leven te komen.

Op die laatste avond voor zijn dood zat Hij aan tafel met zijn vrienden.
Hij nam brood in zijn handen, sprak zijn dank daarover uit,
brak het en deelde het uit met de woorden: neemt en eet,
dit is mijn leven, mijn liefde voor jullie gegeven.
Ook de beker liet Hij rondgaan: Drinkt hieruit, allemaal,
dit is mijn bloedeigen leven, een nieuw verbond,
dat hemel met de aarde verzoent.
Denk aan mij, telkens als je dit samen in mijn naam doet.

Aangevuurd door zijn Geest vinden woorden en mensen elkaar.
Hij leeft in ons opstaan en naar de ander gaan. Onmacht en angst hebben niet meer het laatste woord
maar leven in een nieuw gevoel van vrijheid en gemeenschap rond Hem.
In zijn geest wijzen mensen elkaar de bronnen aan, vindplaatsen van waarheid en liefde.
Samen gaan ze wegen om het onrecht te keren, hun handen staan klaar om te breken en te delen wat het leven biedt.
Zo groeit zijn rijk onder ons, wordt zoeken een hoopvolle tocht naar een land van licht en leven.  Zo bidden wij met woorden door Hem gegeven:
Onze Vader

Vredeswens
Aanraken en geraakt worden kan niet op een afstand, daarvoor moet je dichterbij komen, elkaar de hand reiken zodat jouw vrede kan stromen naar de ander. Moge we dat doen en elkaar de Vrede van Christus wensen

Vredeslied: za: Niemand heeft u ooit gezien –zo: Een schoot van ontferming
Lied: Zomaar een dak

Slotgedachte: van Toon Tellegen
Een meisje, ze wacht
Nee, denkt ze, ik wacht niet, ik dans
Ze danst
Ze danst met lange ranke passen langzaam en aandachtig.
Ze houdt haar ogen dicht,
Ze danst door deuren en door ramen
en door lange, lankmoedige dagen –
hout, glas en uren vallen in splinters rond haar heen –
en telkens als ze niet meer kan en bijna, bijna valt,
denkt ze: ik? ik val niet, ik dans

Een persoonlijke mededeling:
Nu een jaar geleden heeft u mij ontvangen binnen onze gemeenschap. Ik voel me meer dan welkom bij jullie en ben dankbaar voor het vertrouwen dat ik van u krijg. U moest mij leren kennen, en ik u en de diversiteit van de gemeenschap ook. Dat alles in een periode die nou niet meest rustige is geweest in de geschiedenis van de San Salvator Gemeenschap, maar tegelijkertijd ook niet in de thuissituatie.
Het een en ander heeft er toe geleid dat ik het gevoel heb onvoldoende in balans te zijn om mijn werk evenwichtig en met bezieling te kunnen blijven doen.  Een maand geleden heb ik dit met het bestuur van de Jan Schoutenstichting, de San Salvator in Beweging en het pastoraatsteam besproken. Graag wil ik deel uit blijven maken van onze gemeenschap, maar heb even tijd nodig voor mezelf en mijn echtgenote.
Daarom is, in overleg, besloten dat ik in de maanden juli en augustus daarvoor de ruimte krijg en neem. In die maanden zal ik dus niet bereikbaar zijn. Graag zie ik u weer terug in september.

Zegenwens:
Mag God, die leven, liefde en licht is
ons vergezellen op onze weg en je laten voelen dat je leeft,
mogen we elkaar dat toewensen, in zijn naam:
de Vader, de Zoon en heilige Geest. Amen

Slotlied: God mag weten wie de mens is

Nog geen reacties

Reactie plaatsen