Ode aan de schepping

SAN SALVATORGEMEENSCHAP
31 juli & 1 augustus 2021

voorbereid door de werkgroep ZIN
Franneke Hoeks, Iet Bakx, Odette Debets en Corrie Dansen
Psalm 104 in de hertaling van Huub Oosterhuis

Welkom en inleiding
Lieve mensen, welkom bij deze viering. Fijn dat u er bent, dat jullie er zijn, lezend en/of luisterend. Als werkgroep ZIN hebben we deze viering voorbereid en verzorgd. We zijn bezig met een aantal “groene” programma’s voor komend jaar en het besef dat we als mensen verbonden zijn met alles op en rond de aarde dringt steeds meer tot ons door. Dat besef van verbinding met de schepping roept ontzag op en dankbaarheid en doet een appel op onze verantwoordelijkheid. Het ervaren van die verbinding brengt ons in contact met wat we het grote geheim van het leven noemen, met die we God noemen. Voor ons komt dat prachtig verwoord tot uiting in psalm 104, in de hertaling van Huub Oosterhuis. Die tekst laten we vandaag voor zichzelf spreken.
Worden we stil en stemmen we ons af op dat grote geheim, op Ik-zal-er-zijn-voor-jou. We steken een kaarsje aan als teken van die verbondenheid met ons.

Acclamatie: Kom over ons met uw geest

Psalm 104
Jij die hoog woont!
Dus ik moet klimmen,
of leren omhoog te vallen,
naar je toe die ik wel God durf noemen:
zo wijd je hemel blauw in de morgen
zo goudomrand je sneeuwwitte wolken.

Jij die hoog op de zon woont
die van roodgevlamd vuur is,
dus moet ik leren niet te smelten.

Die ook boven de zeeën zweeft
als adem – dus ik moet durven
mee te ademzingen in jou. Licht.
Op sandalen licht ben je gekomen,
vreemdeling van de bergen.
Die over wolken schaatst
en hoog als wervelwinden springt,
wandelt naast me in de avondkoelte.

Lied: Met niets van niets
Met niets van niets zijt Gij begonnen,
hebt sprakeloos het licht gezegd,
de tijd bepaald, het land gewonnen,
de zeeën op hun plaats gelegd.
de ban der duisternis gebroken –
en het werd morgen, dag na dag,
een wereld in het licht gesproken,
een mensheid die beginnen mag.
Geen eind in zicht. Geen rust gevonden.
Het langste deel nog niet gegaan.
Geen engel met ons meegezonden
om nacht en ontij te verslaan.
Met licht van licht hebt Gij geschreven
uw boek dat ons het leven redt,
de woorden van uw trouw gegeven.
En van dit lied de toon gezet.

Psalm 104
Over onze moeder aarde
heb ik nagedacht en boeken gelezen:
dat zij bijna vijf miljard jaar geleden
geboren zouden zijn,
dat zij zich verfijnd
heeft tot wouden en tuinen,
watervallen en fonteinen
– zou ik ooit een wilde ezel worden
of een steenbok
er zou genoeg zijn
om mijn dorst te lessen.

Lied: uit Alles is lucht (tekst en muziek Stef Bos en Frank Boeijen)

Ik heb de wereld gezien
In het licht van de liefde
En in de schaduw van de haat
Er zijn altijd twee kanten
Ware woorden zijn niet mooi
Mooie woorden zijn niet waar
En alles beweegt zolang als het leeft
Zoals een rivier die stroomt naar de zee
Wij zijn een deel
Van een groter geheel
Wij vallen als bladeren
En de wind neemt ons mee

Psalm 104
En dan de bomen die jij gezaaid hebt;
hier berken en populieren,
op de verre heuvels ceders en cypressen
en langs snelwegen zuring en naamloze halmen.
Ook roept Gij overal vluchten vogels,
en ze komen.
Soms zingen zij ‘vlieg met ons mee’.
Ik moet nog leren durven vliegen
– heb ik vleugels?
In de buik van mijn ziel ritselt het van veren.
Ik vraag de vogels: hoe leven jullie?
Hebben jullie lief?
En dan de zee, diep en vol,
de vreemdste snuiten en uitsteeksels,
zilverwier en anemonen,
en draken om mee te spelen.

Lied: Jij leert mij vliegen
Jij leert mij vliegen, jij geeft mij vleugels, jij leert mij leven zonder gewicht. Te spelen met vuur, te lopen op water, je ademt mij open, mijn duister wordt licht.
Jij geeft mij handen, jouw handen die delen, jij geeft mij ogen naar het licht. Op alle wegen daar kom ik Jou tegen, in alle mensen Jouw gezicht.

Voorbeden
Eeuwige, Onnoembare,
Leer ons te durven omhoog te vallen naar jou toe en anderen daarin mee te nemen, opdat we niet klein blijven en anderen niet klein houden.
Eeuwige, Onnoembare,
Leer ons te durven ademzingen in jou, in eerbied voor de schepping, opdat alles wat er op en rond de aarde is tot leven komt en heel wordt. We denken speciaal aan de generaties na ons die bezorgd zijn over hun kansen op vrij ademen.
Eeuwige, Onnoembare,
Leer ons te durven vliegen, bevrijd te leven en ons toe te vertrouwen aan jouw Ik-zal-er-zijn, opdat we voluit kunnen liefhebben en oog hebben voor wat we kunnen bijdragen aan het goede voor alles wat er is.
Eeuwige, Onnoembare,
Keer ons toe naar elkaar, naar wie verdriet heeft, zich zorgen maakt, naar wie ziek is. We denken aan hen van wie we afscheid hebben genomen, dat zij voortleven in jouw en onze liefde.

Acclamatie: Dat wij volstromen met levensadem

Psalm 104
Oh water dat levend stroomt,
dat gras voedt,
brood doet ontkiemen,
wijn doet zwellen in de druiven.
Leer mij durven wijn te drinken
die het hart verzacht,
brood te bakken en uit te delen
aan alle hongerlijders van de wereld.

Psalm 104
En al dat levende hoopt op jou, mijn vriend,
die ik nu plotseling aarzel God te noemen.
Want hoe dan God?
Was jij de oerknal?
Jij bent de stilte waarin ik schuil,
soms even,
in de late nacht,
de vroege morgen.
Ademt jouw adem in mensen?
In al die levende dode gewapenden,
op oorlog uit, bang, bedroefd, boos, onbereikbaar,
op vrede uit, maar wie kent de weg van de vrede?
Wie gaat dit aanschijn van de aarde vernieuwen?
Jij die ik vriend en vreemdeling noem van de bergen?
Ja jij, met mij samen.
Je moet wel komen, gauw,
om al die oude mensen
die hun leven zagen branden zo goddeloos,
kom troosten laat het niet duren tot hun dood.

Laten we samen bidden: Onze Vader

Vrede voor jou dichtbij en vrede voor jou ver weg. Zingen we dat elkaar toe:
Vrede voor jou en alle goeds je vrienden, wie aan God vasthoudt zal niets ontbreken,
Vrede voor jou en alle goeds je vrienden, alleen God slijt niet.

Psalm 104 – Tot slot
En voor onze kinderen,
zoet en zo klein nog,
zou het ook mooi zijn als ze je voetstap hoorden,
je fluitje ‘hier ben ik’.
Wie? Vriend God!
Daar kom je de schemerhoek om
de lichtende blauwe,
de rode hoek van de middag,
desnoods de gitzwarte van de nacht
– maar je komt,
en je zegt tot alle kinderen hier tezamen:
Dag jij en jij
dag meisje en jongen
en je noemt hun namen.
En ze worden wakker
en zullen het nooit meer vergeten.

Zegen van de regenboog

Ik zegen je met rood van de passie,
waardoor je voelt dat bloed door je aderen stroomt,
dat je leeft!
Ik zegen je met oranje van de ondergaande zon,
waarin jij je kan hullen als een deken van troost.
Ik zegen je met geel van narcissen,
zodat je blijft geloven in opstaan uit de dood.
Ik zegen je met groen van het gras,
zodat je weet dat er grond onder je voeten is,
een weg om te gaan.
Ik zegen je met blauw van water,
om af te spoelen wat mis gaat
en waar je op stukloopt in het leven.
Ik zegen je met paars, dat als een
mantel van waardigheid om je heen geslagen ligt.
Ik zegen je met Gods licht,
waarin alle kleuren samensmelten
en wij thuiskomen in wie wij zijn. (Janneke Nijboer)

Lied: Om warmte gaan wij een leven
Om warmte gaan wij een leven,
gaan wij over de zee,
vliegen wij langs de hemel
om iemand gaan wij een leven
met licht en met donker mee.
Vogeltje van de bergen,
waar gaat de tocht naar toe?
Om warmte wil ik zwerven
en komen naar iemand toe.
Om zachtheid gaan wij een leven,
gaan wij onder de nacht,
kruipen wij onder de hemel,
om woorden gaan wij een leven
om lachen en zoenen zacht.
Mensje daar in de verte,
waar snelt je voetstap heen?
Waar zachtheid is te vinden,
daar snellen mijn voeten heen.
Om liefde gaan wij een leven,
sterven wij dood na dood.
Wagen de verste wegen
om jou, op hoop van zegen
mijn liefde, mijn reisgenoot.
Dalen van zwarte aarde,
bergen van hemelsblauw,
om alles ga ik dit leven,
om alles of niets met jou.

Nog geen reacties

Reactie plaatsen