Kom hier, dat ik u draag

Viering 7 en 8 juli 2018
Thema: Kom hier, dat ik u draag
Lectoren: Ria van Luijk/ Paul Beckers en Fiet Vreeburg
Muzikale ondersteuning: Cor Rademaker, piano en Gerard van de Weijer, cantor
Voorganger: Corrie Dansen
Openingslied: Zomaar een dak

Welkom
Lieve mensen, van harte welkom, fijn dat iedereen er is. Ondanks de warmte de moeite genomen om hier naartoe te komen, om met jullie aanwezigheid vreugde toe te voegen aan ons samenzijn hier. Want zonder jullie geen viering.

Vandaag hebben we een viering die wat afwijkt van wat we gewend zijn. Een themaviering, zonder overweging. Het ging zo: in verband met o.a. het vertrek van Jack Steeghs vielen er gaten in het voorgangersrooster. Ik wilde wel inspringen omdat ik in het voorjaar een lied tegenkwam dat ik zelf zo mooi vind dat ik het graag wil laten horen. Dat gaan we doen vandaag, luisteren naar een lied in plaats van naar een overweging. Ons thema is genoemd naar de titel van het lied: “Kom hier dat ik u draag”.
Ik wens ons allen een goede viering toe.

Gebed
Laten we stil worden, inkeren in onszelf en ons openen voor het onzegbare, het onuitdrukbare.
Pianospel Cor

Acclamatie: Onhoorbaar, onzichtbaar

Inleiding bij de lezingen:
We luisteren naar twee bekende lezingen over de naaste. Ria van Luijk / Paul Beckers en Fiet Vreeburg zullen de lezingen voor ons verzorgen.

Eerste lezing: Marcus 12, 28 – 32
Een van de Schriftgeleerden die naar hen geluisterd had terwijl ze discussieerden, en gemerkt had dat hij hun correct had geantwoord, kwam dichterbij en vroeg: ‘Wat is van alle geboden het belangrijkste gebod?’ Jezus antwoordde: ‘Het voornaamste is: “Luister, Israël! De Heer, onze God, is de enige Heer; heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand en met heel uw kracht.” Het op een na belangrijkste is dit: “Heb uw naaste lief als uzelf.” Er zijn geen geboden belangrijker dan deze.’

Lied: Al heb ik woorden

Tweede lezing: Lucas 10, 29 – 37
De wetgeleerde wilde zich rechtvaardigen en vroeg aan Jezus: “Wie is mijn naaste?” Toen vertelde Jezus hem het volgende: “Er was eens iemand die van Jerusalem naar Jericho reisde en onderweg werd overvallen door rovers, die hem zijn kleren uittrokken, hem mishandelden en hem daarna halfdood achterlieten. Toevallig kwam er een priester langs, maar toen hij het slachtoffer zag liggen, liep hij met een boog om hem heen. Er kwam ook een Leviet langs, maar bij het zien van het slachtoffer liep ook hij met een boog om hem heen. Een Samaritaan echter, die op reis was, kreeg medelijden toen hij hem zag liggen. Hij ging naar de gewonde man toe, goot olie en wijn over zijn wonden en verbond ze. Hij zette hem op zijn eigen rijdier en bracht hem naar een logement, waar hij voor hem zorgde. De volgende morgen gaf hij twee denarie aan de eigenaar en zei: ‘ Zorg voor hem, en als u meer kosten moet maken, zal ik die op mijn terugreis vergoeden.’ Wie van deze drie is volgens u de naaste geworden van het slachtoffer van de rovers?” De wetgeleerde zei: “De man die medelijden met hem heeft getoond.’ Toen zei Jezus tegen hem: ‘Doet u dan voortaan net zo’

Acclamatie: Het woord dat ik jou geef

Pinchas Lapide was een Israëlisch diplomaat en joodse theoloog, geboren in Oostenrijk. Hij bezat grote kennis van het Nieuwe Testament en hij schreef over Jezus, bezien vanuit een joodse achtergrond. We luisteren naar een tekst van hem (“Hij leerde in hun synagoge” blz 81 en 82).
“Martin Buber vertelde, dat eens na een voordracht over de naastenliefde een dame hem aansprak en vroeg: Ik heb mezelf helemaal niet lief, meneer Buber, hoe kan ik dan de naaste liefhebben? Buber en Rosenzweig, die toen juist bezig waren met de vertaling van de heilige Schrift in het Duits, namen deze vraag serieus, bogen zich opnieuw over hun tekst om de mogelijkheid van een andere vertaling na te gaan die recht zou doen aan de oorspronkelijke tekst en de oorspronkelijke zin. Tenslotte schreven ze: ‘Heb uw naaste lief, hij is als u!’ Hiermee wordt aangeduid, dat uw medemens, hoe men hem ook wenst te beschouwen, precies even zwak, kwetsbaar, nietig en overgeleverd aan angsten is als u zelf.
Dat laatste hoor ik in het lied van Kommil Foo, “Kom hier dat ik u draag”, een eigentijdse vertaling van deze gedachte.
Kommil Foo: Kom hier dat ik u draag
Aan de man die ’s ochtends opstaat bij wie het leven als een natte dweil keihard in zijn gezicht slaat – die met de moed der wanhoop zijn koffie drinkt, zijn krant leest, zijn dikke hond uitlaat – aan de vrouw op de fiets met het kind, manmoedig vechtend tegen de regen en de stugge wind, die zich afvraagt wanneer dat langverwachte droomleven nu eindelijk begint – aan de buschauffeur

aan de bakker op de hoek en zijn Thaise vrouw – die zo mooi lacht en honderduit praat, – maar waarvan je met de beste wil van de wereld geen woord verstaat – aan de mannen achter de vuilniskar – aan de jongens op de tram – aan de kerel op het dak, met z’n thermos en z’n boterham

aan de man, die moedige man, die man die weigerde te haten, ook al werd hem het grootste onrecht van de wereld aangedaan – aan die dichter die moest zwijgen, die moest kruipen, maar die in zijn eigen hoofd steevast pal rechtop bleef staan – aan de godvergeten zuiper in elke godvergeten kroeg, die meebrult met het refrein – aan de minister en zijn nachtrust, aan de boer met kiespijn – aan de mensen in de zaal, stuk voor stuk, allemaal

kom hier, kom hier dat ik u aan mijn borst druk – kom aan mijn hart, dat ik mijn hand haal door uw haar – dat ik u kan vragen of ge iets wilt drinken, koffie misschien, eventueel een glas wijn – en dat ge dan kunt zeggen dat ge liever alleen wil zijn, ook goed – maar misschien hebt ge zin om te praten – om te vertellen wat er op uw hart ligt, op uw schouders drukt, elke twijfel, elke gemiste kans, elke niet gestelde vraag – wat ge in de loop der jaren allemaal hebt beloofd en geloofd en waar ge nu misschien spijt van hebt elke overwinning, elke nederlaag – kom hier dat ik u draag – kom hier dat ik u draag.

Aan het magere meisje, aan de jongen op de brug – aan de oude vrouw met haar tas en haar kaarsrechte rug – aan de buurvrouw en haar onvermogen om simpelweg content te zijn – aan het pasgeboren kind dat alles al weet – aan Marcel die er nooit echt bij hoorde, gewoon omdat hij veel te veel zijn best deed – aan Marie, aan Lisa, aan André, aan jou

Kom hier, kom hier dat ik u aan mijn borst druk – kom aan mijn hart, dat ik mijn hand haal door uw haar – dat ik u kan vragen of ge iets wilt drinken, koffie misschien, eventueel een glas wijn – en dat ge dan kunt zeggen dat ge liever alleen wil zijn, ook goed – of dat gij aan mij vraagt of ik iets wil drinken – want misschien heb ik wel zin om te praten – om te vertellen wat er op mijn hart ligt, op mijn schouders drukt, elke twijfel, elke gemiste kans, elke niet gestelde vraag – wat ik in de loop der jaren allemaal heb beloofd en geloofd en waar ik nu spijt van heb – elke overwinning, elke nederlaag – kom hier, dat ik u draag – kom hier, dat ik u draag

muziek: Raf Walschaerts; tekst: Raf en Mich Walschaerts

Geloofslied: Om warmte gaan we een leven

Tafel klaarmaken en collecte: We gaan de tafel klaarmaken, brood en wijn zetten we klaar. U wordt uitgenodigd uw gaven eraan toe te voegen, ter ondersteuning van onze gemeenschap.

Voorbeden
Laten we bidden dat we elkaar kunnen zien als-net-als-wijzelf, dat we elkaars kwetsbaarheid herkennen en recht doen. Dat we ons thuis mogen voelen bij elkaar.
Laten we bidden voor onze ontmoetingen met mensen die ons angst inboezemen. Dat wij ook hún kwetsbaarheid en angst ervaren en weten “zij zijn net als ik”. Dat een vrije, open ontmoeting mogelijk wordt.
Laten we bidden voor wie in het leven haat de overhand heeft. Dat het weten “de ander-is-net-als-ik”, hun angst en daarmee hun haat, te niet doet en een nieuwe toekomst mogelijk wordt.
Laten we bidden voor wie en wat in ons hart onze aandacht vraagt. We denken aan de jongeren voor wie het leven soms definitief te pijnlijk wordt, we denken aan de jonge voetballers en hun coach in Thailand.
Laten we bidden voor wat er in ons intentieboek is opgeschreven. Voor hen die ziek zijn. Voor hen die we blijvend in onze herinnering meenemen. We noemen vandaag met name
Acclamatie: Keer u om naar ons toe/ Koester de namen

Tafelgebed

Jij die God bent,
een zachte kracht alom aanwezig,
wij danken Jou voor de wereld
waarop wij wonen,
deze aarde met alles wat er leeft en groeit.
Jij die God bent,
vader en moeder tegelijk
die ons wil ontvangen om wie wij zijn,
die ons roept, groot en klein,
om goed te zijn,
om brood te delen,
die ons oproept
te blijven werken aan de vrede,
die ons vraagt om trouw te zijn
aan de goddelijke liefde in ons.

Wij danken Jou voor Jezus,
die mooie mens uit Nazareth,
die lang geleden heeft gezegd:
Maak je geen zorgen,
elke dag heeft genoeg aan zichzelf.

En wat Hij altijd deed,
deed Hij ook de laatste avond.
Hij ging met zijn vrienden aan tafel.
Hij nam het brood,
brak het, deelde het uit en zei:
Weet jij hoe je gelukkig kunt leven?
Als je het brood van iedere dag
niet allèèn eet
maar breekt
en deelt met elkaar.
Zo heb ik het ook gedaan
toen ik bij jullie was.

Daarna nam hij de beker en zei:
Drink uit deze beker
als ik er niet meer ben,
Vertel elkaar wat echt belangrijk is:
deel vreugde en verdriet
en zie: de ander is net als jij

Jezus is gestorven, niet voorgoed
Hij leeft nog temidden van ons
en gaat met ons mee
naar een betere wereld.
Hij zegt:
vier samen
dat je bij elkaar hoort
dat je niet alleen op de wereld bent.

In zijn Geest zijn wij onderweg,
met zijn woorden willen wij bidden,
woorden van vrede,
woorden van toekomst.

Onze Vader, die ….

Vredewens: Zien we elkaar in onze kwetsbaarheid en ons verlangen naar verbondenheid, en wensen we elkaar vrede.

Vredeslied: Maak mij tot een bedding

Uitnodiging aan tafel: Leven in liefde voor elkaar, leven in liefde doen, daartoe worden we uitgenodigd. Als teken daarvan delen we brood en wijn. Iedereen van harte uitgenodigd.

Communielied: Waar staat een gedekte tafel

Afsluiting tafelgedeelte: in stilte

Goed om te weten:
Bloemetje van de week:
Slotgedachte (Pinchas Lapide: Hij leerde in hun synagogen, blz 82)
De leerlingen vroegen op zekere dag de rabbi van Zlozow: ‘In de talmoed staat dat onze vader Abraham de hele torah heeft vervuld. Hoe is dat mogelijk, omdat de torah toen nog niet gegeven was?’
‘Er is niets anders nodig,’ antwoordde de rabbi, ‘dan God en zijn schepselen lief te hebben! Wil je iets doen en merk je dat het je liefde zou kunnen verminderen, weet dan: het is zonde; wil je iets doen en merk je dat daardoor je liefde zal vermeerderen, weet dan: je wil is naar Gods wil gericht. Zo ging het ook onze vader Abraham!’

Zegen
Zo meteen gaan we weg gaan van hier, de nieuwe week tegemoet.
Wensen we elkaar toe een hart dat open staat, ogen die zien, oren die horen, handen die geven en ontvangen. Vragen we daartoe de zegen van elkaar en van hem die wij noemen Vader, Zoon en Goede Geest.

Slotlied: Wonen overal

Nog geen reacties

Reactie plaatsen