Gooi je netten uit

San Salvator Gemeenschap: 10 februari 2019. 

Thema: Gooi je netten uit

Voorganger:  Tony de Meulder
Lectoren: Dorine Broekmeulen en Marleen Postma

OPENINGSLIED: Onstilbare tonen

WELKOM

Iedereen van harte welkom, u die voor de eerste keer hier bent of u/jij die regelmatig komt, zoekers en zieners, welkom op deze plaats van gastvrijheid. Ik weet niet hoe het u vergaat. Soms zou je er de moed bij verliezen: de kerken lopen leeg, jongeren haken massaal af. Je voelt je als die mensen uit het evangelie: een hele nacht gevist, niets gevangen. Ze bijten niet meer. De vissers zitten vol angst en onzekerheden. Tot Jezus hun weer vertrouwen inspreekt: Gooi je netten uit… Vaak in eenvoudige mensen om ons heen, treedt God ons tegemoet. Hij roept, Hij vraagt, Hij nodigt uit vol te houden… vaak op het ogenblik dat we overwegen er de brui aan de geven. Maken wij het een moment stil om onze gedachten en gebeden op Gods hoogte te brengen.

GEBED

Eeuwige telkens weer roept Jij ons op om de veilige oever te verlaten en van wal te steken, om in de volle zee van het leven mensen die dreigen te verdrinken, op te vangen. Jij weet dat wij bang en onrustig worden als Jij ons zendt waar wij geen gebaande wegen vinden, waar het vooraf niet zeker is of onze inspanningen zullen renderen. Wij bidden Jou om het nodige vertrouwen zodat wij onze netten durven uitgooien op het woord van Jezus, jouw Zoon en onze broeder. Amen.

ACCLAMATIE: Gij hebt ons in de moederschoot gekend

EERSTE LEZING JESAJA 6. 1-8

In het sterfjaar van koning Uzzia zag ik de Heer, gezeten op een hoogverheven troon. De zoom van zijn mantel vulde de hele tempel. 2Boven hem stonden serafs. Elk van hen had zes vleugels, twee om het gezicht en twee om het onderlichaam te bedekken, en twee om mee te vliegen. 3Zij riepen elkaar toe: ‘Heilig, heilig, heilig is de HEER van de hemelse machten. Heel de aarde is vervuld van zijn Majesteit.’ 4Door het luide roepen schudden de deurpinnen in de dorpels, en de tempel vulde zich met rook. 5Ik schreeuwde het uit: ‘Wee mij! Ik moet zwijgen, want ik ben een mens met onreine lippen, en ik leef te midden van een volk dat onreine lippen heeft. En nu heb ik met eigen ogen de koning, de HEER van de hemelse machten, gezien.’ 6Toen nam een van de serafs met een tang een gloeiende kool van het altaar en vloog daarmee op mij af. 7Hij raakte mijn mond ermee aan en zei: ‘Nu zijn je lippen gereinigd. Je schuld is geweken, je zonden zijn tenietgedaan.’ 8Daarop hoorde ik de stem van de Heer zeggen: ‘Wie zal ik sturen? Wie kan namens ons gaan?’ Ik antwoordde: ‘Hier ben ik, stuur mij.’

LIED:   Zo hoog als Gij troont in uw hemel

EVANGELIE: LUCAS 5. 1-11

Toen hij eens aan de oever van het Meer van Gennesaret stond en het volk zich om hem verdrong om naar het woord van God te luisteren, 2zag hij twee boten aan de oever van het meer liggen; de vissers waren eruit gestapt, ze waren bezig de netten te spoelen. 3Hij stapte in een van de boten, die van Simon was, en vroeg hem een eindje van het land weg te varen; hij ging zitten en gaf de menigte onderricht vanuit de boot. 4Toen hij was opgehouden met spreken, zei hij tegen Simon: ‘Vaar naar diep water en gooi jullie netten uit om vis te vangen.’ 5Simon antwoordde: ‘Meester, de hele nacht hebben we ons ingespannen en niets gevangen. Maar als u het zegt, zal ik de netten uitwerpen.’ 6En toen ze dat gedaan hadden, zwom er zo’n enorme school vissen in de netten dat die dreigden te scheuren. 7Ze gebaarden naar de mannen in de andere boot dat die hen moesten komen helpen; nadat dezen bij hen waren gekomen, vulden ze de beide boten met zo veel vis dat ze bijna zonken. 8Toen Simon Petrus dat zag, viel hij op zijn knieën voor Jezus neer en zei: ‘Ga weg van mij, Heer, want ik ben een zondig mens.’ 9Hij was verbijsterd, net als allen die bij hem waren, over de enorme hoeveelheid vis die ze gevangen hadden; 10zo verging het ook Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs, die met Simon samenwerkten. Jezus zei tegen Simon: ‘Wees niet bang, voortaan zul je mensen vangen.’ 11En nadat ze de boten aan land hadden gebracht, lieten ze alles achter en volgden hem.

ACCLAMATIE  Het woord dat ik jou geef

OVERWEGING

Beste mensen,

Als ik luister naar het evangelie van deze dag komen er bij mij mooie jeugdherinneringen boven. Herinneringen aan de vele bezoeken aan mijn oma in Vlissingen. Tijdens deze bezoeken gingen we vaak naar de visafslag ik zag in de haven de prachtige vissersboten met al hun netten. Het maakte altijd veel indruk op mij. Mijn vader en oma leerde mij al vroeg waar je op moest letten of het wel goede vis of garnalen waren. Het waren moment die ik nu “momenten van schoonheid” zou willen noemen. Tijdens deze momenten werd ik ook gefascineerd door de Walcherse vissersvrouwen in hun klederdracht, zij waren dikwijls de netten aan het boeten. Van mijn vader leerde ik dat boetedoen niet iets is van je tekorten opbiechten, maar een moment van heel maken, transparant zijn, de dingen bij namen noemen om in gesprek te gaan en weer verder te kunnen. Zoals de vissersvrouwen hun netten heel maakten, zodat ze weer uitgegooid konden worden. Als de mazen van je netten weer heel zijn, kun je je netten uitgooien! Als je je netten uit durft te gooien dan leer je dat het leven afstand en nabijheid is het is geraakt worden en gezonden worden. Zo was het ook in de tijd van Jezus. De mensen drommen om Hem heen, scharen zich om hem heen, maar Jezus neemt afstand door plaats te nemen in een boot. Hij gaat zelfs zitten, waarmee de verhoudingen zijn geschetst: het gaat om de verhouding van meester en leerling. Leerlingen zijn geen lakeien, die in de houding staan en slaafs doen wat er gezegd wordt. Er is sprake van een dialoog, een gesprek tussen Jezus en Simon Petrus. Simon Petrus protesteert zelfs: ‘Overdag vissen! dat doet toch niemand? Dan weet je toch zeker dat je helemaal niets vangt!’ Er is ook sprake van een opdracht: Jezus, de meester, is niet zomaar iemand! Hij spreekt met gezag. Ze voeren zijn vreemde opdracht – het lijkt bijna wel een ritueel – uit! Petrus gaat door zijn knieën, alsof Jezus een koning is en van een andere orde. Maar hij is geen visser die alleen maar tekortschiet omdat hij niets had gevangen. Hij is een potentiële vriend voor Jezus, hij wordt samen met zijn vissersmaten leerling. Lucas noemt ze dan ook pas op dit moment in het verhaal bij hun naam: Jakobus, Johannes en Simon. In de overvloed aan vis hebben zij hun toekomst gezien. Zij krijgen van Jezus de zending, die hij voor hen voor ogen heeft: voortaan zijn ze geen gewone vissers meer, maar vissers van mensen. In de Naardense vertaling staat het zo: Simon Petrus zal voortaan iemand zijn die mensen vangt ten leven! Wat ten diepste betekend mensen tot leven brengen.Het is een opvallend verhaal. In ons spreken komt het naar voren als het verhaal over de wonderbare visvangst. Dat laat zich begrijpen. Vissers hebben de hele nacht gevist. Zonder maar iets gevangen te hebben keren zij terug naar de thuishaven. Moe en uitgesloofd zitten ze in de boten; nog veel meer zijn ze teleurgesteld. Het verhaal van wonderbare visvangst wordt in de bijbel twee keer verteld. Bij Lucas en bij Johannes. In beide verhalen wordt verteld dat de leerlingen gedaan hebben wat ze Jezus horen zeggen. Nooit pakt dat voor mensen slecht uit. In beide verhalen blijkt nergens dat Jezus een gebed of een zegenbede over het water heeft uitgesproken. Hij heeft het water niet eens aangeraakt. We horen alleen vertellen dat de leerlingen gedaan hebben en aangepakt hebben wat zij naar het oordeel van Jezus moesten doen. Het wonder van de visvangst is dan ook niet gebeurd doordat Jezus daarvoor iets heeft gedaan, maar dat wonderlijke gebeuren kon plaatsvinden doordat leerlingen er samen de schouders onder wilden zetten. Zo kunnen er wonderlijke dingen gebeuren. Nog steeds, ook in ons midden en in onze wereld. Denk aan de klimaatspijbelaars deze week. Met velen kwamen zij samen om te demonsteren tegen alle vervuiling, om heelheid van onze aarde. Wonderlijk is hoe Joram van Klaveren zich bekeerd heeft tot de Islam, terwijl hij eerst iemand was die deze religie veroordeelde. Denk aan het kerkasiel wat een oplossing bracht tot het kinderpardon. Waartoe worden jij en ik geroepen? Waar gooi ik mijn netten uit? Waaraan kunnen mensen zien dat wij iets weg hebben van die vissers toen? Het verhaal van de visvangst wordt ons voorgehouden als een roepingsverhaal. Iets gelijkaardigs was ook gebeurd met Jesaja – we hoorden het in de eerste lezing. Jesaja wist dat hij niet zomaar tegenover JHWH kon staan, hij was te klein, te onwaardig, had ‘onreine lippen’ zei hij. Jesaja, moest zijn netten nog boeten! Daarmee bedoelde hij dat hij niet voor God kon verschijnen noch in zijn naam spreken, zolang er nog kwaad aan hem kleefde. Dat kwaad kon alleen door God weggenomen worden. Wat dan ook gebeurde via serafs, een soort goddelijke boodschappers of engelen. Beelden om duidelijk te maken dat je voor God geen angst moet hebben. Voor God heb je ontzag, geen angst. Hij maakt rein, als je maar, ondanks onmacht, in hem gelooft en op hem durft vertrouwen. Pas dán kan met God contact worden gelegd en kan Jesaja zijn taak als profeet opnemen en spreken in naam van de Eeuwige. Mooie verhalen! Maar wat kunnen ze betekenen voor mij, voor ons? In ieder geval dit: Als wij ons bewust zijn van onze onmacht, op vele gebieden, worden we gevoelig voor de wonderen rondom ons. Dan zien we pas goed hoeveel positieve dingen er gebeuren: mensen die levenslang trouw blijven aan elkaar, mensen die verantwoordelijkheid kunnen dragen en volhouden, mensen die zich vrijwillig inzetten voor zieken of ouderen in onze samenleving, die oog hebben voor de stille wensen van de zwakken in onze maatschappij, die begrip opbrengen voor noden van uitgeprocedeerde asielzoekers, jongeren die zich engageren in de jeugdbeweging, zij die consequent hun dagelijkse plichten opnemen, of die zomaar iemand een pleziertje doen… Kortom: de vele mensen die elkaar helpen naar een menswaardig bestaan. Zie je het gebeuren? Is dat zo vanzelfsprekend? Sta je er niet even bij stil? En dan hadden we het nog niet over die andere wonderen: van de natuur, van de wetenschap, de ontdekkingen, de technische realisaties waartoe de mens in staat is vandaag… Soms toch wel ver-wonder-lijk, is het niet?! Maar evengoed is het een wonder hoe mensen nog kunnen geloven in God en er voor durven uitkomen, niet beschaamd zijn zich christen te noemen. Te bewonderen zijn mensen die, gegrepen door het evangelie, kunnen vergeven en anderen uitnodigen tot verzoening. Is dat niet wonderbaar? Wie zulke wonderen ziet, staat klaar voor zijn/haar persoonlijke taak: mensen opvangen en mee bouwen aan een nieuwe wereld met een menselijk gezicht.

GELOOFSLIED            De boom is de aarde dankbaar

VOORBEDE + ACCLAMATIE

Bidden wij voor mensen
die dreigen weg te zinken in een zee van verdriet en eenzaamheid;
dat er mensenvissers opstaan die hen bevrijden en een eind met hen meegaan.
– Bidden we voor hen die zich, ambtshalve of als vrijwilliger,
inzetten in de San Salvator in Beweging
dat zij vreugde vinden in hun werk,
dat ontmoedigingen hun bespaard blijven,
dat zij standhouden ook als zij zich onmachtig voelen;
dat zij blijven vertrouwen in Hem die hen uitzond
om als vissers mensen op te vangen.
– Bidden we voor allen die het evangelie willen uitdragen in woord en daad, in het bijzonder voor de klimaatspijbelaars,
dat zij medestanders ontmoeten
die hen bemoedigen en hun creativiteit stimuleren.
INTENTIES: Aukje van Son Intenties uit het boek
Kom over ons met uw Geest/ Voor uw aangezicht

TAFELGEBED/ ONZE VADER

VREDESWENS

VREDESLIED   Dona nobis pacem in terra

UITNODIGING AAN DE TAFEL VAN BROOD EN WIJN

Mogen wij mensen worden,
die als zussen en broers
het brood van deze wereld delen
en elkaar, in woord en daad, tot zegen zijn.
Sterk ons door Jouw voorbeeld God:
Jouw leven, gebroken en gedeeld tot voedsel voor ons allen. Kom aan tafel, niemand sluiten wij uit!

LIED: Zoudt Gij ooit mij beschamen

GEBED

Eeuwige, sta ons bij om voor elkaar te worden wat de leerlingen van jouw Zoon mochten zijn: vissers en redders van mensen. Moge ons spreken en doen warmte en licht, moed en verlichting betekenen en mensen uitnodigen tot gemeenschap. Dan zal jouw rijk van recht en vrede onder ons gestalte krijgen; dan zal jouw droom over de mens
werkelijkheid worden. Amen.

MEDEDELINGEN:

SLOTGEDACHTEN
Ze volgden Hem, zijn stem, zijn Woorden,
sinds hij verscheen in hun bestaan
en zij Hem zomaar zeggen hoorden
de volle zee weer op te gaan.

Ze volgden Hem, ondersteboven
van wat ze daar toen zouden zien:
een wondervangst niet te geloven,
geweldiger dan ooit voordien.

Die dag is nooit meer uit te wissen,
ze blijven zien wat daar gebeurt:
de overslaande golf van vissen
een boot die zinkt, een net dat scheurt.

Hij zegt: ze zullen mensen vangen,
en God zal weten hoe dat moet
en of dat is wat zij verlangen
en dat gelukkig maakt voorgoed.

Zij volgen Hem, Hij moet maar wijzen
waarheen, en wat de reden is,
uiteindelijk, van al hun reizen:
Hijzelf, de allergrootste vis.
Uit: De man van Nazareth, door Michel van der Plas

ZENDING EN ZEGEN

SLOTLIED: Een mens te zijn op aarde

 

 

Nog geen reacties

Reactie plaatsen