Anna te Drieën

7 en 8 september 2019
THEMA: Anna te Drieën
Voorganger Wilton Desmense      Koor: Melodiek                   

OPENINGSLIED:
zat. Hier gaan wij zingend de wereld te buiten
zon. Zomaar een dak boven wat hoofden
WELKOM EN EERSTE LEZING
Welkom: Ik val meteen met de deur in huis en lees u, als onderdeel van de inleiding op deze viering, voor uit het evangelie van vandaag.
Veel mensen liepen met Jezus mee. Hij merkte dat en draaide zich om. “Waarom komen jullie mee?”, vroeg Hij. “Weet je zeker dat je bij mij wilt horen? Ik zal het jullie nog eens duidelijk zeggen: Als je mijn leerling wilt zijn, moeten alle dingen en alle mensen minder belangrijk zijn dan het mij volgen. Zelfs je vader en je moeder, je broers en zussen zijn dan minder belangrijk. Zelfs je eigen leven is niet zo belangrijk. Niets mag in de weg staan, als je mijn leerling wilt zijn.”
Aldus Jezus, volgens Lucas. Niets mag in de weg staan, als je Jezus wilt volgen: zelfs je moeder niet, of je broer, of je oma, je naaste familie!
De titel van deze viering luidt Anna te Drieën. Anna was Jezus’ oma en 8 september staat op de kerkelijke kalender als de dag, waarop zij aan Maria het leven schonk. Anna, Maria en Jezus: dat is Anna te Drieën, in de vijftiende eeuw bedacht als een soort alternatieve, een soort aardse Drie-eenheid. Familie! Hiermee gaan we in deze viering op pad. Met gemengde gevoelens? Luister, laat het over je komen, zing mee.


RUSTMOMENT
Met de ogen soms toe of met wijdziende blik
trekkend langs ’s Heren wegen
langs plekken waar de Hemel open gaat:
een woord of beeld dat verder helpt,
een gastvrije hand en een luisterend oor,
een kapel langs de weg en een opwellend lied,
een teken: nieuwheid en toekomst!

Een hart vinden dat openstaat voor ons verlangen,
warmte die geborgenheid geeft,
mensen die zichtbaar maken “Ik ben er voor jou”.
Trekkend langs ’s Heren wegen
met de ogen open.
ACCL.: zat. Ik zie de hemel opengaan
zon. Herschep ons hart

TWEEDE LEZING (naar Jacobus, Proto-evangelie))
Volgens de legende waren Joachim en Anna de ouders van Maria. Het waren vrome Joden, die hun leven lieten leiden door de liefde tot God. Met alle grote feesten begaf Joachim zich naar de tempel om daar een offer aan God op te dragen. Verdrietig was alleen dat ze geen kinderen hadden. Herhaaldelijk hadden ze God erom gesmeekt, en ze beloofden erbij dat ze het kind aan God zouden toewijden, zodat Hij erover kon beschikken, maar zonder resultaat. Intussen waren ze al oud geworden.
Bij gelegenheid van het feest van de tempelwijding trok Joachim met een paar familieleden naar de tempel om een offer op te dragen. Anna bleef thuis. Maar toen de hogepriester hem tussen de andere joden in zag staan, sprak hij smalend: “Hoe durf jij, Joachim, tussen al die anderen te gaan staan? God heeft je immers gestraft door je geen kinderen te geven. En dacht je dan dat Hij je offer zou aannemen? Zorg eerst maar dat die schande van jou uit ons midden wordt weggenomen, dan mag je terugkomen om weer te offeren.”
Beschaamd ging Joachim weg. Hij ging niet naar huis, bang dat hij met de vinger zou worden nagewezen, maar hij verborg zich tussen de herders van Bethlehem. Daar verscheen hem een engel die hem aankondigde dat hij een kind zou krijgen: een meisje, dat hij Maria moest noemen. “En geef haar,” zei de engel, “aan God, zoals je beloofd hebt. Ga nu naar Jeruzalem; daar zul je je vrouw Anna tegenkomen. Ze maakt zich erg bezorgd om je. Je zult haar treffen bij de Gouden Poort.”
Zo ging de engel ook naar Anna. Haar verkondigde hij dezelfde vreugdevolle boodschap. Ook zij begaf zich op weg. Bij de Gouden Poort werd het een aandoenlijk weerzien. Die ontmoeting geldt als het moment, waarop Anna van Maria in verwachting raakte.
En haar maanden werden vervuld. In de negende maand baarde Anna. En zij zei tot de vroedvrouw: “Wat is het?” Deze antwoordde: “Een meisje.” Toen zei Anna: “Op deze dag is mijn ziel groot gemaakt.” En zij legde het kind neer. En toen de dagen vervuld waren, reinigde Anna zich en gaf zij het kind de borst. En zij gaf het de naam Maria.

VOORDRACHT: Maria (naar West Side Story)
De mooiste klank ooit door mij gehoord: Maria!
Alle mooie klanken van de wereld in één enkel woord: Maria!
Maria, net verscheen zij aan mij, zij, Maria,
en voortaan zal die naam omstraald door sterren staan verbeeld.
Maria, net verscheen zij aan mij, zij, Maria,
en plotseling dat woord nog nooit zo mooi gehoord door mij.
Maria: zing het luid en het klinkt als tover,
zing het zacht en het komt als een bede over: Maria.
Wees gegroet, wees gegroet, o Maria!

DERDE LEZING (Jacobus 7)
De maanden verstreken en het kind werd ouder. Toen zij twee jaar was zei Joachim tot Anna: “Laten wij haar naar de tempel brengen om de belofte die wij gedaan hebben na te komen, opdat de Almachtige niet toornig op ons wordt en ons offer afwijst.” Maar Anna antwoordde: “Laten we nog wachten tot ze drie jaar is en niet meer naar haar vader en moeder verlangt.” En Joachim zei: “Dat is goed.”
En toen het kind drie jaar was geworden zei Joachim: “Roept de reine dochters van de Hebreeën en laten zij ieder een lamp nemen en die laten branden, opdat het kind zich niet omkeert en haar hart van de tempel van de Heer wordt weggelokt.” En zo deden zij tot zij in de tempel van de Heer kwamen. En de priester ontving haar en nadat hij haar gekust had, zegende hij haar met de woorden: “De Heer heeft je naam groot gemaakt onder alle geslachten. In jou zal de Heer in de laatste dagen zijn verlossing aan de kinderen van Israël openbaren.” En hij zette haar op de derde tree van het altaar en de Heer God deed genade op haar neerdalen en zij danste op haar voetjes en het hele huis Israël kreeg haar lief.
LIED: zat. Magnificat (Taizé)
             zon. Wat vrolijk over U geschreven staat

GEDICHT:
ANNA TOT JOZEF (Michel v.d. Plas, ingekort)
Het eten was al opgedaan.
Ik had haar driemaal moeten roepen,
had driemaal de lepel in mijn hand gewogen.
Toen zag ik haar op de drempel staan met nieuwe ogen,
groter, nee, kleiner, ik weet niet, ze gaven zich uit
voor duiven, o ja, ik zag duiven achter haar sluier:
de ogen van een bruid.
Ze dorst ze haast niet op te slaan.
Ze zei alleen: “Een bries …,
er is een bries door mijn kamer heen gegaan.”
Ik weet niet waarom, maar ik geloof dat ik ben gaan staan.
Ik dacht opeens dingen uit boeken,
ik weet niet, ik dacht aan een roos na zachte regen.
Ik stond met die lepel in mijn hand, van de wijs, verlegen;
dat kwam door het licht dat zij in de kamer bracht;
En het was of achter haar huid
een vuur te trillen stond,
zoals dat bos, waarvan ik dikwijls las,
dat brandde zonder te verteren, in heilige grond.
Wij aten zwijgend, zij en ik,
als luisterend naar een ver zwaar onweer.
Pas na het danken, huiverend opgestaan,
een ver zwaar, een oneindig ogenblik,
keek zij mij aan.
“O moeder,” zei ze, zachtjes bevend;
breekbaar; een kaars van ‘wil-je-’t-mij-vergeven’.
En nog eens: “Moeder,” of zij ’t woord kon strelen.
En langzaam, fluisterend:
“Gegroet door een schaduw,
nee, overschaduwd door een groet”
en zuchtend dansend, onder geluk gebogen
is zij de schemer, het weiland ingegaan.
Er zijn dingen die ons te boven gaan.
Er zijn grote dingen aan haar gedaan,
er zijn dingen aan haar gedaan
en wij zijn niet gewaarschuwd,
God is met ons bezig, God is met ons bezig
en het is verschrikkelijk.
Wij zijn niet gewaarschuwd.
Zij zal veel dingen zeggen die wij niet verstaan.
Zij zal van vuur zijn en maar niet opbranden.
Want als de bries haar dit heeft aangedaan:
wat als de storm opstaat?
En als de schaduw haar al doet verdwijnen,
wat dan wanneer het licht eens in zal slaan?
ACCL.: zat. Niet als een storm, als een vloed
                zon. Ieder, alles, kleinste en grootste

OVERWEGING
“God is met ons bezig, God is met ons bezig en het is verschrikkelijk.” Dat laat Michel van der Plas Anna tegen Jozef zeggen. Zo verwoordt Anna haar schrik. In feite zegt zij: “God zal me dit toch niet aandoen!” Of als een bede: “God, bewaar me!” Wat overkomt Anna dan? Wat noemt zij zo verschrikkelijk? Zij heeft het gevoel dat God iets buitengewoons van haar kind vraagt en daarmee ook van haarzelf. Het zal je kind maar wezen, dat komt met een verhaal als dat van Maria en daarin Gods werken ziet. Dat vraagt veel van een mens, van een ouder, van de moeder van Maria.
En een generatie later gebeurt weer iets buitengewoons: het zal je kind maar wezen dat achterblijft in het huis van God, terwijl zijn ouders al lang weer op de terugweg zijn naar het vertrouwde Nazareth. En dat kind verwacht van zijn ouders dat ze dat ook begrijpen.
En later, als volwassene, komt hij met de eis dat je alles en iedereen moet opgeven, als je hem wilt volgen. En als hij geconfronteerd wordt met het moment dat hij deze eis zelf zal moeten inlossen, slaat zelfs bij hem de vertwijfeling toe als hij uitroept aan zijn kruis: Eli, Eli, lama sabaktani!
Het maakt het allemaal niet gemakkelijk voor ons om hier vastigheid of houvast in te vinden: een God, zo ver weg!
En toch, blijkbaar, soms toch dichtbij! Verschrikkelijk was het lot van velen, zeer velen, in de Tweede Wereldoorlog, waar was God toen mee bezig, zeggen velen. Maar Etty Hillesum schreef in Westerbork: Ze zien het nog steeds niet, mijn God, dat alles hier drijfzand is, behalve jij.
In de pastorie lag een klein boekje op tafel: het leek qua formaat op een dwarsligger. De titel? God doet niets, geschreven door Erick Mickers. Op de volgende bladzijde staat: God doet ertoe.
Wie zijn wij in dit heelal, in deze onbegrijpelijke eindeloosheid van miljarden lichtjaren? Eén antwoord vandaag op die vraag: wij zijn familie en gelukkig kunnen we meestal zeggen dat de familie ons heilig is. Je kunt willen volgen wie je wilt, maar je familie laat je niet makkelijk los, de Anna’s en Maria’s, de Joachims en de Jozefs, de Jezussen en de Magdalena’s.
Hun verhalen en wie zij waren, daarmee helpen zij ons verder en wij groeien erop, met een doel voor ogen. Langs allerlei ’s Heren wegen, terwijl wij de zin en de onzin van het leven aftasten – en terwijl wij bijv. hier bij elkaar komen, omdat iets in ons onze voetstappen hierheen leidt, waar wij van alles horen en voelen, of soms ook niet, maar toch: samen.
En zo ontstond deze viering:
ik liep na een bezoek aan de Sint-Jan, door de Hinthamerstraat naar de Markt. Het is een route die Bosschenaren regelmatig lopen. Geloof het of niet, Maria zelf ging ooit deze weg in omgekeerde richting aan het einde van haar ommegang door de stad.
Op zaterdagmorgen is het nog niet zo druk in de stad. Je kunt gerust ook eens omhoog kijken in plaats van vóór je. Tegenover de Korte Waterstraat zie je dan boven een poort dit beeldje: het beeldje van Anna te Drieën. Het is er in 1985 geplaatst en ingezegend door plebaan van der Camp. De poort geeft toegang tot de St. Annaplaats. Daar heeft ooit een kapel gestaan die toegewijd was aan de heilige Anna. Het beeldje toont drie generaties, voor ons nog steeds een soort heilige drie-eenheid. Later zie je dan, in de voorbereiding van deze viering, de lezing in het leesrooster staan, waarmee ik de viering begon. En geloof me: ik zag de twee uitersten elkaar bevechten en liefhebben. Tragiek en warmte, verlies, winst en geloof. Valt het samen?
Sluit je ogen en laat je gedachten maar over je heenkomen. O God! De hemel is hopelijk nog ver, onbegrijpelijk ver, voor mijn gevoel. Waar blijft U met uw wonderen anders dan in het evangelie!
GELOOFSLIED:

zat. Door de wereld gaat een woord
zon. Ga met ons mee op onze wegen

VOORBEDEN
met accl.: zat. Kom adem ons open
zon. Kom over ons / Koester de namen

– Elke dag zijn er momenten om te kiezen. We willen zo graag het evangelie proberen te volgen.
Wij bidden om kracht.
– Help ons, als wij moeten kiezen, te zien wat echt belangrijk is. Wij bidden om wijsheid.
– God, wees ons nabij, laat U vinden in de mensen om ons heen, in onze naasten en in die ons zo lief zijn.
– Wij bidden voor de intenties in het intentieboek en in onze eigen harten. Ook gedenken we onze voorouders en ouders om de zaden van vrede, vreugde en geluk die zij in ons hebben geplant.
We noemen in het bijzonder ……………

TAFELGEBED:
Jij, die we aarzelend God noemen, ..
zat. ONZE VADER eindigend met accl.: Want van U is de toekomst
zon. LIED: Onze Vader geborgen

VREDESWENS
Alle mensen samen, niemand meer alleen, rond de ene tafel, alle mensen een.
Laat ons elkaars handen raken en elkaar in de ogen zien: vrede zij met ons.
LIED:
Maak mij tot een bedding
BREKEN EN DELEN
Laten wij doen, zoals zij deden, Jezus en zijn vrienden: samen het brood en de wijn van de wereld nuttigen en nooit vergeten dat altijd te blijven doen als teken van verbondenheid en
vriendschap.
LIED:
zat. Om warmte gaan wij een leven
             zon. Instrumentaal
GEBED
Kijk eens om je heen,
wees eens stil en luister.
De wereld komt op je af.
Loop eens langs de oever van het leven.
Er is een mens die je roept.
Het is God die ons roept.
MEDEDELINGEN
SLOTGEDACHTE

Het leven is een vraag,
een stille uitnodiging,
een wenk en een knipoog,
of misschien maar een blik
om er iets van te maken wat de moeite waard is
en er niet langer mee te wachten.
Het leven is een uitdaging,
een opdracht om meer mens te worden,
een mens van vrede en geluk.
GEZAMENLIJKE ZEGEN
In de geest van deze viering gaan wij vanhier.
Wij bidden bemoediging mee te krijgen van elkaar
en van de woorden die wij hier hoorden.
Mogen die ons inspireren,
in de naam van Die wij noemen:
Vader, Zoon en Heilige Geest.
Amen.
SLOTLIED: zat. Vervuld van uw zegen
                         zon. Wonen overal, nergens thuis

Nog geen reacties

Reactie plaatsen