Gij moet het eenzaam laten

SAN SALVATORGEMEENSCHAP
13 november 2022
Voorganger: Wilton Desmense
Lectoren: Dorine Broekmeulen en Karel Bierlaagh
Muzikale begeleiding: De Cantorij o.l.v. Peter-Paul van Beekum
Pianist: Steven van Gool

Thema: Gij moet het eenzaam laten
Openingslied: Gij moet het eenzaam laten

Welkom
Vandaag wordt de voorganger bijgestaan
door Dorine Broekmeulen en Karel Bierlaagh als lectoren
en door De Cantorij met Steven van Gool aan de piano
en Peter-Paul van Beekum als dirigent.
Het openingslied en ook de andere liederen
zijn gekozen door de Cantorij
en met name in overleg met Kiek van Boxtel.
Dat openingslied “Gij moet het eenzaam laten”
lag niet direct voor de hand om te gebruiken in een soort adieu-viering, waarin de lezingen volgens het leesrooster gaan over
een brandend braambos en het leven na de dood.
Toch gaan we met de tekst van dat lied op weg:
die tekst, een gedicht van Ida Gerhardt, is als een lezing
en levert tegelijk inspiratie voor een gebed,
dat ons op weg kan helpen:
ik begin ermee het gedicht nog een keer voor te lezen:

Gij moet het eenzaam laten
het zaad dat ligt te slapen
en dat al kiem gaat maken.

Dit eerstelings bewegen
van leven binnen leven
vermijd het te genaken.

Laat het stil in z’n waarde
zaad in de donkere aarde;
en het zal groen ontwaken.

Gebed
Is dat, God, wat Gij gedaan hebt:
het zaad dat gij zes dagen lang gezaaid hebt
alleen gelaten in en op deze aarde?
Was dat uw bedoeling?
Leven wij nu de volgende dag,
waarop uw zaad aan het ontkiemen is:
eerstelingsleven binnen een grootser leven
dat zijn weg moet zoeken uit donkere aarde
naar een groen ontwaken?
Laat ons dat ontkiemende zaad zijn
dat verlangt om uit te groeien
naar U toe.

Acclamatie: Een schoot van ontferming


Introductie lezingen

Welke groene gedachten zullen bij ons ontkiemen
uit het horen over een braambos dat
brandt zonder geblakerd te worden
en over de visie van Jezus op de dood?
Karel Bierlaagh zal straks de tweede lezing voorlezen.
De nú volgende lezing brengt eerst nog een verrassing met zich mee, tenminste voor degenen, die hier twee weken geleden ook waren.
Toen hoorden we Karel voorlezen
in de Exoduslezing van de Allerzielenviering
over God: ‘Mijn naam is: Ik zal er zijn’.
Vandaag komt een deel van die lezing nogmaals aan bod.
Eén lezing, twee vertalingen. Luister maar naar Dorien.

Lezing 1: De vuurvlam  
(Exodus 3: 1-15)
Mozes was herder geworden van de kudden
van zijn schoonvader Jetro.
Op een keer had hij de kudde
naar de overkant van de woestijn gebracht.
Hij kwam bij de berg Horeb, de berg van God.
Daar kwam de engel van de Heer naar hem toe.
De engel stond midden in een braamstruik
en zag eruit als een vuurvlam.
Mozes zag dat de braamstruik wel in brand stond,
maar niet verbrandde.
Hij dacht: “Dat is wonderlijk!
Ik zal eens gaan kijken
waarom die braamstruik niet verbrandt.”
Toen de Heer zag dat hij ging kijken,
riep Hij vanuit de braamstruik: “Mozes! Mozes!”
Hij antwoordde: “Ja, Heer.”
Toen zei de Heer: “Kom niet dichterbij.
Trek je schoenen uit, want je staat op heilige grond.
Ik ben de God van je vader,
de God van Abraham, van Izaäk en van Jakob.”
Toen verborg Mozes zijn gezicht,
want hij was bang om God te zien.
De Heer zei:
“Ik heb heel goed gezien
hoe vreselijk mijn volk lijdt in Egypte.
Ik ken hun pijn en verdriet.
Daarom ben Ik gekomen om hen te bevrijden.
Ik zal hen uit Egypte halen.
Ik zal hen naar een goed en ruim land brengen,
een prachtig en vruchtbaar land.
Ik stuur jou, Mozes, naar de farao.
Jij gaat mijn volk uit Egypte weghalen.”
Maar Mozes zei: “Ik? Maar dat kan ik helemaal niet!
Hoe zou ik naar de farao kunnen gaan?
En hoe zou ik het volk uit Egypte kunnen halen?”
Toen zei God: “Ik ben toch bij je!
En Ik zal bewijzen dat Ik je heb gestuurd.”
Mozes zei daarop:
“Als ik tegen de Israëlieten zeg:
‘De God van jullie voorvaders heeft mij naar jullie toegestuurd,’
dan vragen ze mij misschien: ‘Hoe heet Hij dan?’
Wat moet ik dan tegen hen zeggen?”
Toen zei God tegen Mozes:
“Mijn naam is: IK BEN.
Zeg tegen de Israëlieten:
‘IK BEN heeft mij gestuurd.
De Heer, de God van jullie voorvaders,
de God van Abraham, Izaäk en Jakob,
heeft mij naar jullie toe gestuurd.’
Dat is voor eeuwig mijn naam.
En zo wil Ik voor altijd worden genoemd.”

Tussenzang: Jij die voor alle namen wijkt

Lezing 2: De dood  
(Lucas 20: 27-38)
Er kwamen een paar Sadduceeërs  naar Jezus toe.
Sadduceeërs geloven niet
dat de mensen later uit de dood zullen opstaan.
Ze vroegen Hem:
“Meester, Mozes heeft ons het volgende geleerd.
Als een man sterft en een vrouw achterlaat
zonder dat ze kinderen hebben gekregen,
dan moet zijn broer met die vrouw trouwen.
Het eerste kind dat ze dan krijgen,
zal tellen als kind van de gestorven eerste man.
Nu waren er zeven broers.
De eerste trouwde met een vrouw.
Maar hij stierf zonder dat ze kinderen hadden gekregen.
De tweede broer trouwde met haar,
en de derde broer trouwde met haar,
en zo alle zeven.
Allemaal stierven ze zonder kinderen te krijgen.
Ten slotte stierf ook de vrouw.
Bij welke broer zal ze dan horen
op de dag dat de doden weer levend worden?
Want alle zeven broers zijn met haar getrouwd geweest.”
Jezus zei tegen hen:
“De mensen van deze wereld trouwen met elkaar.
Maar de mensen die in de komende wereld
zullen mogen leven
en die uit de dood zullen opstaan, trouwen niet.
Want ze kunnen niet meer sterven.
Ze zijn wat dat betreft net als de engelen.
Ze zijn kinderen van God.
Ze hebben namelijk deel aan de opstanding uit de dood.
Ook Mozes zei dat de doden zullen opstaan.
Want bij de brandende braamstruik noemde hij de Heer ‘de God van Abraham, Izaäk en Jakob’.
God is niet een God van doden,
maar van levenden.
Want voor God leven ze allemaal.”

Acclamatie: God bewaar mij


Overweging

Gij moet het eenzaam laten en het zal groen ontwaken.
Ida Gerhardt was dichteres en lerares, zij gaf les in Grieks en Latijn. Bijna 25 jaar stond ze voor de klas. Ze was ouderwets streng, religieus, maar niet benepen. Toen ik zelf klassieke talen studeerde, was er een zelfde type hoogleraar filosofie van de oudheid. Zij heette De Vogel. Later hoorde ik dat zij bevriend was met Gerhardt: het verbaasde mij niets, want ik dacht: Een vogel vliegt uit Noë’s boot en deze pikte zaden uit Gerhardts tuin, van wie de tweede doopnaam Gardina bleek te zijn en dat woord lijkt te maken te hebben met het woord voor tuin in het Engels, Frans en Duits.
Ja, als een christelijke boodschap ligt er goddelijk zaad te kiemen in dat gedicht van Ida Gerhardt, waarmee de Cantorij met ons de viering opende. Eerst ligt het eenzaam in de aarde als een foetus in de baarmoeder, maar daarna niet meer, want het steekt – en dat is ook de bedoeling- de kop op naar het licht. Eenmaal op eigen benen zoekt het zijn weg naar de vrijheid, door de woestijn, niet eenzaam, maar met velen en met bezielde initiatiefnemers. Leiden die in de goede richting? Twijfelen die niet aan zichzelf? Bij een goede keuze hebben die een betrouwbaar kompas. Hun geweten is hun tomtom, die niet verbrandt in een brandend braambosvuur, maar zich eraan warmt.
Van wie is die vurige stem? Ik ben teruggegaan naar de bron. Ik wilde weten, of daarin “Ik zal er zijn” te lezen staat of “Ik ben”. Omdat ik het Hebreeuws niet ken, heb ik gekeken in de oudste Griekse vertaling, die wordt de Septuagint genoemd en is gemaakt ongeveer 250 v. Chr. Daarin zegt God: ‘Mijn naam is “to oon”: mijn naam is HET ZIJNDE’. En in de Latijnse vertaling van Hieronymus uit zo’n 400 jaar na Christus staat: “Ego sum qui sum”, “Ik ben die is”. Als ik dat vertaal naar iets alledaagsere taal, dan wordt God hier ‘het wezen / de essentie’ genoemd, zonder meer, de essentie van alles en iedereen, van het heelal en het leven.
En dat is ook de essentie van de tweede lezing. Hij is een God van levenden. Daar kan geen dogma of wetsbepaling, die er zijn om orde in chaos te scheppen, uiteindelijk tegen op.
Wie of wat is de essentie van ons leven? Ik vraag het mezelf, ik vraag het aan jou: heb je er geen antwoord op? Even goede vrienden als in het omgekeerde geval. De vraag is gezaaid: laat hem gerust eenzaam, tot hij ontkiemt.

Geloofslied: In het laatste van de dagen

 

 

 

Collecte met muziek

Voorbeden
Wij bidden dat het licht van de essentie van het leven voor ons uit gaat!
Acclamatie: Heer ontferm U

Wij bidden voor hen die ons lief zijn, voor onze vrienden,
dat het licht van het wezen van de dingen en mensen voor hen uit gaat!
Acclamatie: Heer ontferm U

Wij bidden voor alle mensen op onze weg en onder dit dak
dat wij gaan met Hem, die is in alles en iedereen.
Acclamatie: Heer ontferm U

En wij bidden voor de gestorvenen, die leven voor God en in onze harten.
Voor de overleden leden van de Cantorij.

Tafelgebed

Jij, oorsprong
van elk zoeken en vinden,
verlangen van elk mensenhart.
Dromende maak Jij in ons los
de hunkering naar inzicht,
het  luisteren naar
het woord van onze naaste
dat goed doet en kracht geeft.
Jij doet ons nieuwe woorden spreken
en geeft ons nieuwe begeestering
als twee of meer bijeen zijn
in Jouw naam.

Jouw wijsheid is
aan het licht gekomen.
in Jezus van Nazareth.
Hij was zichtbaar vol van Jou
en bracht licht bij hen,
die in de nacht tot hem kwamen.
Nieuw leven verkondigde hij
als van een nieuwe geboorte.
Zijn rijk van liefde
vergeleek hij
met een schat in de akker,
de parel in het sleepnet,
die voor alles moet worden gezocht.
Daarvoor gaf hij zichzelf ,
als ’n graankorrel die sterven
moet om tot leven te komen.

Op die laatste avond voor zijn dood
zat hij aan tafel met zijn vrienden.
Hij nam brood in zijn handen,
sprak zijn dank daarover uit,
brak het
en deelde het uit met de woorden:
“Neemt en eet,
dit is mijn leven,
mijn liefde voor jullie gegeven.”

Ook de beker liet hij rondgaan en zei:
“Drink hieruit, allemaal,
dit is mijn bloedeigen leven,
een nieuw verbond,
dat hemel met de aarde verzoent.
Denk aan mij, telkens als je dit
samen in mijn naam doet.”

Aangevuurd door zijn geest
vinden woorden en mensen elkaar.
Hij leeft in ons opstaan
en naar de ander gaan.
Onmacht en angst
hebben niet meer het laatste woord
maar durven leven in een nieuw gevoel
van vrijheid en gemeenschap
rondom Hem.

In zijn geest wijzen mensen
elkaar de bronnen aan,
vindplaatsen van waarheid en liefde.
Samen gaan we wegen
om het onrecht te keren,
onze handen zijn klaar
om te breken en te delen
wat het leven biedt.
Zo groeit zijn rijk onder ons
wordt zoeken een hoopvolle tocht
naar een land van licht en leven.

Zo bidden wij met woorden door hem gegeven:

Onze Vader

Vredeswens

Laten wij deze verbondenheid nu bevestigen in het uitwisselen van de vredeswens op de wijze die bij ieder van ons past.

Vredes- en communielied: Eet en drinkt van brood en wijn

Communie
Wij delen en wij geven elkaar, ter herinnering aan wat Jezus ooit deed, om nooit te vergeten dat dát het wezenlijke is van een mensenleven.

Lied: Gij komt tot ons waar niet verwacht

Mededelingen

Slottekst
Dit wordt ons niet ontnomen: lezen
en ademloos het blad omslaan,
ver van de dagelijksheid vandaan.
Die lezen mogen eenzaam wezen.

Zij waren het van kind af aan.

Hen wenkt een wereld waar de groten,
de tijdelozen, voortbestaan.
Tot wie wij kleinen mogen gaan;
de enigen die ons nooit verstoten.
(Ida Gerhardt: uit de bundel Het Sterreschip)

Wegzending
Laat ons gaan,
gesterkt door wat wij lazen en ons gelezen werd,
naar de wenkende wereld van alledag,
voor uitwisseling van warmte, zachtheid en liefde,
in de naam van die de essentie is,
ouder, kind en heelmakende geest.
Amen

Slotlied: Om warmte gaan wij een leven

Nog geen reacties

Reactie plaatsen