
Welkom iedereen. Fijn dat jullie hier zijn. En ik wil heel bijzonder twee witte zusters welkom heten die speciaal uit Boxtel gekomen zijn: Johanna Dekkers en Leny Droogh.
Ik ga dit uur met jullie iets delen over hoe ik bij de Witte zusters terecht ben gekomen en over mijn leven bij de witte zusters en mijn leven in Afrika. Om te beginnen wil ik eerst een lied met jullie zingen in de taal die ik bijna 9 jaar heb gesproken: het swahili. Het is een eenvoudig lied:
Jambo, jambo Bwana – Habari gani – Mzuri sana
Wageni wakaribishwa – kati yetu – hakuna matata
Vertaald: Hallo vriend, hoe gaat het? Het gaat goed. Gasten, jullie zijn welkom. In ons midden zijn er geen problemen.
Introductie
Er is mij gevraagd om een keer mijn verhaal te vertellen over hoe ik bij de Witte zusters terecht ben gekomen en over mijn ervaringen als lid van deze congregatie die als officiele naam heeft: missiezusters van olv van Afrika. De meesten van jullie weten waarschijnlijk wel een deel van mijn verhaal, maar ik vertel het graag eens een keer wat uitgebreider.
Roeping – een reeks van wonderlijke gebeurtenissen
Hoe kom je er nu bij om als jonge vrouw in te treden in een religieuze congregatie? Dat was toen ik jong was, zo’n 45 jaar geleden, ook al een uitzondering. En daarbij kom ik ook nog uit Groningen. Daar zag je toen al geen zusters of priesters op straat lopen en ik kende zelf ook geen enkele religieuze.
We gingen wel elke week naar de katholieke kerk (die ook San Salvator heet!) waar mijn vader in het koor zong en in het bestuur zat. Mijn vader was vroeger Jesuit geweest en naarmate ik ouder werd, vond ik dat wel heel interessant. Soms gingen we jezuiten bezoeken in de kloosters waar mijn vader ook had gewoond. Dat maakte een grote indruk op mij. Mijn vader overleed toen ik 18 was.
Na de middelbare detailhandelschool heb ik als manegement trainee een aantal jaren in het buitenland gewerkt: eerst een jaar in London als trainnee bij een groot warenhuis aan Picadilly Circus en daarna nog 1,5 jaar in Chicago als verkoopster bij een chique modehuis in het centrum. Inmiddels voelde ik me steeds meer aangetrokken tot het geloof.
Ik ging elke zondag naar de kerk en tussen de middag in de lunchpauze van mijn werk, ging ik naar de Holy Family Cathedral, die vlak in de buurt was van waar ik werkte. Ik vond het heerlijk om in de stilte en rust van die prachtige kathedraal te zijn en te bidden.
Elke ochtend nam ik de bus naar mijn werk en deze reed langs een groot ziekenhuis waar bovenop de naam stond in grote letters: Sacred Heart Hospital; het heilig hart ziekenhuis. Op een dag, toen ik er weer langs reed dacht ik: Wat betekent dat eigenlijk, het heilig hart? Ik kende die devotie niet maar ik vond het een mooi beeld. Het hart van Jezus die liefde geeft. Die middagpauze, zat ik, zoals gebruikelijk in de Kathedraal te bidden, toen er een oudere dame naar me toekwam. Ze groette mij en gaf mij een in kadopapier verpakt pakje en zei dat ze het aan me wou geven, omdat ze me altijd zag bidden. Ik vond het hoogst vreemd. Toen ik op mijn werk terugkwam maakte ik het open en wat zat erin? Een ingelijste afbeelding van het heilig hart van Jezus!! Voor mij was dat een teken. Ik wist nu zeker dat God een bestemming had voor mijn leven.
En toen? Ik voelde een duidelijke, sterke roeping om mijn leven aan God te geven, maar hoe en waar? Ik ging op zoek en opende mijn hart. Zo van: God als je iets van me wilt, laat het maar zien, want ik heb geen idee.
Elke zondag ging ik naar een katholieke kerk bij ons in de buurt, maar ik onmoette er niemand om mee te praten. Inmiddels had ik op mijn werk een grote vriendin: Betsy. Betsy was Amerikaanse en lid van de Methodisten kerk, waar ze zeer actief was. Ze nodigde me uit om met haar mee te gaan. En zo kwam het dat ik lid werd van het koor, van de bijbelstudie groep, van de singlesgroep. Het was een warme geloofsgemeenschap waar ik me helemaal thuis voelde en ook voor het eerst wat meer leerde over de bijbel.
Ik ging terug naar Groningen en wist niet hoe nu verder, maar ergens had ik wel het vertrouwen dat het duidelijk zou worden. Voordat ik naar Chicago ging had ik me aangemeld voor de verpleegstersopleiding. Ik wist toen al dat ik niet door wou gaan in handel of marketing, maar dat ik meer geschikt was voor een zorgend beroep. Toch wou ik nog wel eerst mijn stage in Chicago afmaken. Toen ik na terugkomst van mijn stage weer contact opnam met de opleiding, kreeg ik te horen dat er een stop was op de opleiding vanwege teveel aanmeldingen. Ik zag dit als een teken van God. Ik nam toen contact op met een Jesuit die ik nog via mijn vader kende en legde hem uit wat ik had meegemaakt en voelde. Hij raadde mij aan een 8 daagse ignatiaanse retraite te maken bij de jezuiten in Deventer. Een paar weken na mijn terugkomst uit Chicago ging ik al naar Deventer. Tijdens die retraite voelde ik diep een bevestiging van mijn roeping. Maar ik had echt geen idee waarheen. De zuster die mij toen begeleidde gaf mij op de laatste dag van de retraite een paar folders van diverse congregaties, waaronder de Medische Missiezusters en de Witte zusters. De folder van de Witte Zusters en hun leven en werkzaamheden in Afrika sprak mij aan. Ik voelde een soort van connectie met Afrika. Ik belde op de laatste dag van mijn retraite in Deventer naar de Witte Zusters en ik was welkom het weekend daarop om kennis te maken. En zo weet ik nog heel goed dat ik op het station in Den Bosch aankwam en Truike de Win mij op kwam halen, samen met een Ghanese Broeder van Maastricht, Nicolas. We liepen terug vanaf het station naar de Anton der Kinderenlaan. Dat was zo’n speciaal moment dat mij nog sterk op het netvlies staat. Ik wist toen al dat ik met deze congregatie thuis zou voelen, dat ik op mijn bestemming was gekomen. Die dagen bij de zusters bevestigden voor mij dat ik op de goede weg was.
Wie zijn de Witte Zusters?
Nu maak ik even een sprongetje om een korte geschiedenis te geven van de congregaties van de Missiezusters van Onze Lieve vrouw van Afrika.
De congregatie is gesticht door Kardinaal Lavigerie een Fransman die benoemd was tot aartsbisschop van Algiers, de hoofdstad van Algerije. Hij was iemand met een vooruitziende blik. Hij zag Algiers als een deur naar evangelisatie van de rest van wat toen ‘donker’ Afrika werd genoemd. Hij heeft zich ook sterk uitgesproken tegen de slavenhandel in die tijd en is in 1888-1889 een anti-slavernij campagbe begonnen die leidde tot de ondertekening in 1890 van de Conventie van Brussel, die de slavenhandel veroordeelde en de middelen aangaf om ertegen te strijden. Ook interessant nu om te vermelden dat hij daarin gesteund werd door paus Leo XIII!
In 1869 stichtte hij de congregatie van de Witte Zusters Algiers. Een jaar eerder had hij de congregatie van de Witte Paters opgericht. Lavigerie zag de noodzaak van vrouwelijke religieuzen die zich zouden wijden aan de opvoeding, gezondheidszorg en evangelisatie onder vrouwen en kinderen in Noord-Afrika en andere Afrikaanse gebieden. In die tijd was het voor missionarissen, vooral mannen, vaak moeilijk om in contact te komen met moslimvrouwen vanwege sociale regels. Daarom richtte Lavigerie een vrouwelijke tak op die zich specifiek kon richten op vrouwen en meisjes. Er was in die tijd een cholera epedemie gaande en liet een groep meisjes overkomen uit Frankrijk om te helpen. Deze meisjes dachten dat ze in een bestaande congregatie zouden intreden, maar dat bleek dus niet zo te zijn, er werd een nieuwe congregatie gestart: de witte zusters. Lavigerie vond het belangrijk dat de missionarissen de cultuur en taal van de mensen spraken waar zij te gast waren.
De congregatie groeide snel en in 1882 vertrok de eerste karavaan vanuit Algiers naar centraal Afrika. Overal waar ze aankwamen richtten ze scholen op, kleine dispensaries en opvanghuizen, speciaal voor vrouwen en kinderen.
Zo waren de eerste missionarissen helemaal in het wit gekleed, net zoals de mensen in Algerije. Vandaar de bijnaam Witte zusters. Ze moesten ook de taal, de cultuur en het geloof leren. Dus overal waar de zuster en paters naar toe werden gezonden, moesten ze altijd de locale taal leren en ook de cultuur van de lokale bevolking leren kennen.
Je ziet hier op een oude foto van de Witte paters dat ze, net als de moslimmannen in Algerije, ook een fez droegen op hun hoofd.
De basiliek van Onze Lieve Vrouw van Afrika is in 1872 door de Witte Paters gebouwd en staat in Algiers. Ik ben er verschillende keren geweest. Het is een prachtige basiliek.

Daar staat ook het beeld van Onze lieve vrouw van Afrika. Het mooie is dat ook veel moslems naar deze basiliek gaan om te bidden.
De congregatie is vanaf het begin internationaal geweest, er waren zusters uit alle delen van Europa, Amerika en Canada.
Het grote klooster dat de zusters in Nederland hadden, stond in Esch. Vroeger was dat ook het postulaat. Ik ben er vaak geweest tussen mijn reizen door, voor vakanties.
Mijn leven bij de witte zusters
Ik ga nu weer verder met mijn eigen verhaal.

Zoals al gezegd had ik een kennismakingsweekend gehad bij de Witte Zusters aan Antoon der Kinderenlaan 18 in Den Bosch. Ik voelde me er gelijk thuis. Iedereen was welkom en er was een gebedsgroep voor jongeren op de zondagavonden. Vlak nadat ik voor de eerste keer had kennisgemaakt met de zusters, was er een zogenaamede missionaire route gepland; een internationale bijeenkomt voor jongeren georganiseerd door de Witte paters en zusters. Dat zou natuurlijk een uitgelezen kans zijn om nader kennis te kunnen maken met de congregatie. Echter, ze gingen met een busje voor 9 personen en deze was al vol. Ik weet nog dat ik dacht, ik laat het allemaal aan God over. Een week voor deze missionaire route werd ik gebeld door een van de zusters, dat een deelnemer moest afzeggen omdat hij een baan had gekregen. Dus ik kon meegaan!!
Na deze ervaring was ik er zeker van de God mij riep om de weg voort te zetten die ik was gegaan. De eerste stap was een jaar bij de zusters wonen en meedraaien in hun leven. Al na 3 maanden nadat ik de zusters voor het eerst had ontmoet, verhuisde ik naar de Anton der Kinderenlaan. Dat jaar voor mij een bevestiging: Ik voelde me er helemaal thuis. Er kwamen veel jongeren op bezoek en iedereen kon er terecht voor een praatje of mee-eten. Elke zondagavond was er een gebedsbijeenkomst. Daar heb ik toen ook o.a. onze Dorien en Marga leren kennen!
Postulaat in Rome: Viale Trenta Aprile; samen met een Engelse en Duitse postulant. Ook dat jaar was voor mij weer een bevestiging en ik ging door met de opleiding. De volgende stap was twee jaar apostolische ervaring bij een van onze communiteiten in Afrika. En zo werd ik naar het Oosten van Tanzania in een klein plaatsje, Kasulu genaamd, gezonden.
Vertrek naar Tanzania: Eerst heb ik voor 3 maanden een taalcursus Swahili gedaan in Tanzania, samen met andere religieuzen en vrijwilligers van over de hele wereld die ook werk in Tanzania gingen doen.

In Kasulu kreeg ik wel gelijk een vuurdoop in het leven zonder luxe: er was daar bijna geen elektriciteit, geen douches, geen gevarieerd eten. Ik weet nog dat we het meel dat we gebruikten altijd eerst moesten zeven, omdat het vol zat met beestjes. En toch: het maakte me niet uit. Ik was er gelukkig en op mijn plaats en deed mee met verschillende activiteiten van de zusters, o.a. een naaiproject, scouting en ik gaf Engelse les op een school.
Vanuit Tanzania ging ik door naar Nairobi voor een jaar noviciaat. Samen met nog 3 andere novicen (uit Oeganda en Duitsland) hebben we ons noviciaat gedaan; een tijd voor studie, gebed, leren over de congregatie, spiritualiteit etc. en natuurlijk om te ontdekken of je echt een roeping hebt tot dit leven.
In september 1988 heb ik samen met Ly, Revocate en Gabriela in Kangemi (een sloppenwijk in Nairobi, waar we ook een communiteit hadden) mijn eerste geloften gemaakt. Mijn moeder en broer waren er ook bij! De kerk was toen nog in aanbouw, daarom was de viering buiten.
Na onze eerste geloften kregen we allemaal een zending, en ik werd benoemd voor Kangemi, waar ik als novice ook al af en toe was geweest. Ik heb daarna nog 6 jaar in Kangemi gewoond. Kangemi was en is nog steeds een sloppenwijk, met grote armoede. Mensen die soms met hele gezinnen in kleine barakken woonden. Ik heb daar verschillende pastorale werkzaamheden gedaan. O.a. een project waar we met vrouwen poppen maakten met verschillende locale klederdrachten. Dit project ‘Dollicraft’ was een groot succes en verkocht goed aan de toeristen. Ik heb een van de poppen meegebracht. Ook maakten de vrouwen gebedsmantels voor priesters en voor misdienaars met afrikaanse stoffen. In 2015 heeft paus Franciscus deze parochie bezocht en hebben de vrouwen toen alle gebedsmantels voor alle priesters gemaakt.
De parochie was verder verdeeld in 14 small christian communities. Inmiddels zijn dat er 44! Deze kleine lokale gemeenschappen, met allemaal een eigen naam, en waren actief in het zorgen voor mensen in hun buurt en ze hadden ook gezamenlijke gebedsvieringen. Een keer in de maand kwam er een van de priesters om met de mensen de eucharistie te vieren. Ik ging dan vaak mee. Ook ging ik twee keer in de week op bezoek bij oude en zieke mensen met de communie in mijn jaszak. Als het regende waren de wegen een grote modderpoel.
Verder was ik betrokken bij een pastoraal centrum waar we weekenden organiseerden voor verschillende groepen in de parochie, bijvoorbeeld de kleine gemeenschappen, jongeren, vrouwengroepen, etc.
Gedurende die jaren legde ik elk jaar tijdelijke geloften af en in 1994 mocht ik mijn eeuwige geloften afleggen in dezelfde parochie waar ik al 6 jaar werkzaam was: Kangemi. Dat was een prachtig moment. Mijn moeder, broer en zijn vrouw zijn toen ook overgekomen.
Het was een groot feest en na afloop van de viering was er een uur waarin allerlei groepen uit de parochie mij kwamen feliciteren en kadoos gaven en liederen voor me zongen.
Na mijn eeuwige geloften ben ik voor een paar jaar naar Europa gegaan voor studies. Ik heb een jaar een pastorale opleiding gedaan in Sint Anselms in Kent (Engeland) en daarna een jaar bijbel studies in Dublin (Ierland).
Daarna kreeg ik een nieuwe benoeming voor Mozambique, waar we één communiteit hadden in Espungabeira, een klein plaatsje vlak aan de grens met Zimbabwe. Zoals ik al zei, het is belangrijk voor de witte zusters om altijd eerst de taal te leren, nu dus moest ik eerst Portugees leren. De eerste drie maanden heb ik bij een een communiteit van Angoleze en Portugese zusters gewoond die zelf geen woord engels spraken. Ik volgde elke dag lessen en na 3 maanden sprak ik een aardig woordje portugees. Daarna ging ik terug naar mijn eigen communiteit waar we ook met elkaar portugees spraken (mijn medezusters kwamen uit Canada, Duitsland en Frankrijk). Daarna kreeg ik ik ook elke dag les van iemand om de lokale taal te leren: Chindau. Dat was een hele moeilijke taal.
Na een jaar in Mozambique kreeg ik plotseling een loslatend netvlies aan een oog. We zijn toen gelijk naar een oogdokter in Zimbabwe gegaan, een Nederlander. Die zei dat ik gelijk naar Nederland moest voor een operatie. Dus wij terug naar Mozambique, waar ik mijn spullen pakte en de volgende dag op het vliegtuig zat terug naar Nederland. Het was een onverwacht einde van mijn bijna 10 jaar avontuur in Afrika.
In Nederland heb ik toen een tijdje in de lappenmand gelegen. Na verschillende oogoperaties had ik ook nog een hernia operatie en ging het ook mentaal wat minder met me, omdat ik me in al die jaren wel had afgevraagd wat nu eigenlijk mijn taak was, mijn beroep in Afrika.
Ik werd naar Engeland gestuurdd, om te praten met een psycholoog. Ik zal het hele verhaal hier niet vertellen, maar uiteindelijk heeft het geresulteerd mij gevraagd werd of ik niet een jaar in exclaustratie wilde gaan – letterlijk betekent dat ‘buiten de muren’ . Het is een soort bedenktijd over wat je met je leven verder wilt. Het was een moeilijke tijd voor me, want ik heb eigenlijk nooit het gevoel gehad dat ik de zusters wou verlaten. De zusters hebben me toen geholpen met het vinden van een appartementje in het centrum van Den Bosch in Achter de Tolbrug. Ze hebben me ook geholpen met het inrichten hiervan. Zelfs zuster Leny die hier nu aanwezig heeft, heeft me daarmee geholpe
Wonder boven wonder kreeg ik een baan als secretaresse bij een advocatenkantoor in Den Bosch (Van Leeuwen Van der Eerden). In totaal ben ik twee jaar in exclaustratie geweest van 1998 tot 2000. dat betekent dus dat ik wel mijn eigen flatje en baan had, maar ook nog steeds verbonden was aan de congregatie. Inmiddels was ik een paar avonden in de week Nederlandse les gaan geven op het AZC Koning Willem I. En daar kwam ik Ahmed uit Algerije tegen en we werden verliefd. Met deze ontmoeting dacht ik een teken van God te krijgen dat ik toch een andere weg in moest gaan en heb daarom uiteindelijk toch besloten om bij de zusters weg te gaan. Op mijn 42ste heb ik nog het grootste kadoo in mijn leven gekregen: mijn dochter Amira. Toen begon een nieuwe fase in mijn leven. Maar dat is een ander verhaal. Uiteindelijk ben ik bij de San Salvator gekomen, doordat een collegaatje van mij, mij hierover vertelde. Dorien vroeg mij toen (wat ze kende mij nog van vroeger) of ik niet bij het koor wilde komen. En dat is het begin van mijn betrokkenheid bij de San Salvator.
Door alle jaren heen, ook na mijn leven met de zusters, is mijn roeping eigelijk niet veranderd. Nog steeds voel ik de roeping om mijn leven in dienst te stellen van God. En ook de nieuwe uitdaging om hier voorganger te zijn, past hier helemaal bij1
Religieus leven nu
Het ziet er naar uit dat het religieuze leven in de vorm die we in Europa hebben gekend, letterlijk aan het uitsterven is. Alle actieve congregaties hebben hiermee te maken. De laatste 7 witte zusters wonen in het Wereldhuis in Boxtel. Ik denk ook dat de tijd van de missionarissen, zoals we die hebben gekend, wel voorbij is.
De meeste nieuwe ‘roepingen’ van de Witte Zusters komen nu uit de Afrikaanse landen zelf. Deze Afrikaanse zusters zijn ook missionarissen; wat betekent dat ook zij naar andere Afrikaanse landen worden gezonden en dus niet in hun thuisland blijven. Ook zij moeten een nieuwe taal en cultuur leren. En zo wordt bewaarheid wat Kardinaal Lavigerie al had voorzien: het laatste werk wordt door de Afrikanen zelf gedaan.
De zusters uit het huidige generale team komen uit Mexico, Tanzania, Polen en Burkina Faso.
Meer weten?
Op de tafel heb ik verschillende materialen gelegd waarin je eventueel wat kunt bladeren. Ik heb een paar exemplaren meegenomen van het boek Dragers van Hoop, Hierin verhalen en interviews met zo’n tiental Witte Zusters, waarin ze openhartig en boeiend vertellen over hun leven en werk in Afrika en in Nederland, over hun roeping, hun twijfels en uitdagingen en hoe ze hier op terugkijken.
Laten we tot slot nog een paar keer het lied zingen Jambo