Geploeter

Viering van 29 juli
Voorganger: Gepke Kerssen
Cantor: Gerard van de Weijer
Piano: Marc Baghuis
Solo: Dorine Broekmeulen

Openingslied: Heer onze Heer

Welkom en inleiding
Van harte welkom als je deze viering later leest. We hopen dat het voelt alsof je erbij bent.
Als je wilt reageren: graag!

Soms lacht het leven je tegemoet en verzet je bergen, maar in andere tijden heb je last van tegenwind: je kunt nog zo hard je best doen, je komt niet vooruit.
Het thema is: geploeter.
We horen over de vrienden van Jezus die proberen naar de overkant te roeien, maar te maken hebben met een flinke tegenwind, zodat ze niet vooruitkomen.
We lezen ook uit Jesaja. Het volk probeert het land weer op te bouwen, maar dat zit eveneens tegen.

Openingsgebed
Bron van leven
We zoeken de stilte om op adem te komen bij u en bij elkaar
Schenk ons uw adem, levenskracht zodat wij voluit kunnen leven

Accl.: Houd mij in leven

Inleiding op de eerste lezing
Wereldmachten die elkaar bestrijden en daartussen kleine landjes die fijn gedrukt dreigen te worden. Wat kun je als klein land? De Assyriërs lopen het gebied van 10 stammen van Israël onder de voet. Het komt nooit meer goed. De Babyloniërs verslaan de twee overgebleven stammen en voeren de elite mee naar Babel. Daar overdenken de joden hun geschiedenis. Hoe heeft het zover kunnen komen? Hoe konden ze zo ver verwijderd raken van hun Bron, waaruit hun volk eeuwenlang geleefd had? Was het de Eeuwige niet die hen geschapen had en bevrijd had uit Egypte, hen door de zee had gevoerd en door de woestijn?
Dan wordt Babel verslagen door Perzië. Het volk mag terugkeren naar het beloofde land. Helaas blijkt dat het beloofde land geen gespreid bedje is. De wederopbouw van het land verloopt niet zo vlot als men had gewenst. Bovendien dachten en leefden de mensen die niet weggevoerd waren en de terugkeerders heel verschillend. De eerste lezing is uit het derde boek van Jesaja. Het gaat over de periode na de Babylonische ballingschap. Je leest er hoe vele teruggekeerde ballingen diep ontgoocheld zijn.

Jesaja 63: 7-14
Ik zal de liefde van de HEER gedenken en zijn roemrijke daden bezingen: alles wat de HEER voor ons heeft gedaan, de goedheid die hij het volk van Israël bewees in zijn ontferming en onbegrensde liefde. Hij zei: ‘Natuurlijk, het is mijn volk! Mijn kinderen zijn te vertrouwen.’ Daarom wilde hij hun redder zijn. In al hun nood was ook hijzelf in nood: zij werden gered door de engel van zijn tegenwoordigheid. In zijn liefde en mededogen heeft hij hen zelf verlost, hij tilde hen op en heeft hen gedragen, alle jaren door. Maar zij zijn in opstand gekomen en hebben zijn heilige  geest gekrenkt. Daarom werd hij hun tot vijand en bond hij de strijd met hen aan. Toen dacht hij aan de dagen van weleer, aan Mozes en zijn volk. Waar is hij die zijn volk door de zee voerde, waar zijn de herders van zijn kudde? Waar is hij die hen bezielde met zijn heilige geest? Die Mozes terzijde stond met zijn luisterrijke arm, die voor hen het water kliefde om zich een eeuwige naam te verwerven? Die hen door de diepte leidde als paarden door de woestijn, zonder dat ze struikelden, als vee dat afdaalt naar het dal? Het was de geest van de HEER die hun rust gaf. Ja, u hebt zelf uw volk geleid om u een luisterrijke naam te verwerven.

Bij de lezing van Marcus:
De lezing van vandaag volgt op het verhaal van de wonderbare broodvermenigvuldiging; na een drukke tijd wordt het toch echt tijd voor stilte:

Marcus 6: 45-52
Meteen daarna gelastte hij zijn ​leerlingen​ in de ​boot​ te stappen en alvast naar de overkant te varen, naar Betsaïda; intussen zou hijzelf de menigte wegsturen. Nadat hij afscheid van de mensen had genomen, ging hij de berg op om er te ​bidden. Bij het vallen van de avond was de ​boot​ midden op het meer, en hij was alleen aan land. Toen hij zag dat de ​leerlingen​ door de hevige tegenwind maar nauwelijks vooruitkwamen, hoe hard ze ook roeiden, liep hij tegen het einde van de nacht over het meer naar hen toe, en hij wilde hen voorbijlopen. Toen ze hem over het water zagen lopen,
dachten ze dat hij een geestverschijning was en ze schreeuwden het uit. Ze hadden hem allemaal gezien en raakten in paniek. Maar hij sprak hen meteen aan en zei: ‘Blijf kalm! Ik ben het, wees niet bang.’ Hij stapte bij hen in de ​boot​ en de wind ging liggen. Zijn ​leerlingen​ waren helemaal van hun stuk gebracht. Ze waren niet tot inzicht gekomen door wat er met de broden was gebeurd,
omdat ze hardleers waren.

Overweging
Het land waar de ballingen naar terug keren is niet het beloofde land waar ze op gehoopt hadden. Er is een groot verschil in de manier van denken en leven met de mensen die niet weggevoerd waren, Ook toen al een kloof tussen elite die was weggevoerd en nu terugkwam en het gewone volk dat er altijd was gebleven. Was dit het land dat God beloofd had? Waar is God dan in hun geploeter om wat van het leven te maken?

Jezus en zijn leerlingen hebben een vermoeiende maar mooie tijd achter de rug. Duizenden mensen die naar Jezus kwamen luisteren en ook de leerlingen zelf mochten verder vertellen wat ze van Jezus hadden gehoord en zieken genezen, mensen bevrijden uit wat hen gevangen hield. Toen ze rustig daarover door wilden praten, was daar opnieuw een grote menigte mensen, mensen op zoek naar wat hun leven de moeite waard zou maken. Jezus vertelde hen over God en dat werd waar toen er op die afgelegen plek ook brood kwam voor al die duizenden mensen. Maar nu is het echt tijd voor stilte.
Gaan jullie maar vast vooruit over het water. Zal Jezus over het land gaan om hen dan weer aan de overkant te ontmoeten?
Er is tegenwind. De leerlingen roeien, maar komen niet vooruit. Vergeten zijn alle goede ervaringen van de laatste dagen, de ervaring van de Eeuwige in hun midden. Er is alleen maar de vraag: Hoe komen we ooit aan de overkant? Terugkeren kan ook net, dat  is net zo ver.
Geploeter

Deze week kwamen we met een groep Salvatorianen bijeen. We spraken erover dat je soms zo veel zorg hebt voor mensen je heen, dat je je afvraagt: waar blijf je zelf? Het leven kan een geploeter lijken zonder einde. Ook binnen onze gemeenschap moet er zo veel gebeuren. Mensen die ziek zijn, maar ook onze zorgen om de toekomst. Hoe kunnen we ook voor de jongere generaties kerk zijn? Zo veel om te doen. Hoe moet dat? We doen al zo veel. Moeten we nog meer doen, harder roeien? Hoe houden we dat vol?

Wat Marcus steeds laat horen en vaak met harde woorden, is het gebrek aan vertrouwen van de leerlingen. Ze leefden met Jezus samen en dan toch begrepen ze er niets van. Net hadden ze de zorg van de Eeuwige ervaren. Mensen waren niet alleen voorzien van voedsel voor de ziel, maar ook voor de hongerige maag. Zou de Eeuwige dan nu de andere kant op kijken? Zou Jezus hen daar in hun eentje laten ploeteren? Moeten wij alsmaar meer doen zonder dat het een keer ophoudt?

Als Jezus dan naar hen toekomt, worden ze nog banger. Dat kan niet waar zijn. Ik vind het herkenbaar. Ook wij pakken niet altijd de toegestoken hand. Als iemand jou als mantelzorger wil helpen, zeg je: nee, laat maar. Ik doe het wel. Je wil de ander niet belasten met die moeilijke verhalen, met de tijd die het kost om in te springen.

Hoe kan het dat Jezus geen last heeft van de tegenwind?
Al die zorgen die wij als mensen hebben, hij is betrokken, maar ligt er niet van wakker. Hij loopt er als het ware overheen. Ze liggen onder hem.
Wat ik bij Jezus zie, is dat hij steeds weer tussen al zijn werk door, zich terugtrekt om te bidden. Contact zoekt met de Bron van zijn leven. Steeds weer opnieuw onder ogen ziet of de weg die hij gaat de goede weg is. Hoe hij in dat contact kracht opdoet om zijn weg te gaan. Hij gaat die weg in vertrouwen op de Eeuwige en hij zoekt mensen die samen met hem zorgen.
Jezus zegt niet tegen zijn leerlingen dat ze harder moeten roeien. Dat is misschien wat wij verwachten. In de kerk wordt vaak een moreel appèl op je gedaan, een oproep om te zien naar mensen die het moeilijk hebben en om je in te zetten voor de kerk. Je gaat al tot het uiterste en soms eroverheen. Je ziet hoe moeilijk iemand in je omgeving het heeft door beperkingen, problemen, eenzaamheid. Vooral als iemand heel dichtbij je staat is dat moeilijk om te zien en je doet niets liever dan al die moeiten en zorgen wegnemen. Als de moeiten en zorgen toenemen of als er meer mensen zijn die een beroep op je zorg doen, wordt dat alsmaar moeilijker. Hoe hard je ook roeit, je neemt die moeiten en zorgen nooit helemaal weg en daar krijg je dan weer schuldgevoelens van.
Jezus zegt niet: als je gelooft kun je nog harder roeien, nog meer doen voor anderen, maar met heel zijn leven leert hij ons te vertrouwen.

Misschien is het goed als je voor iemand zorgt, ook naar je eigen leven te kijken.
Het leven is niet maakbaar: Verdriet, pijn, gemis, eenzaamheid, zorgen en problemen zijn er in ons leven. Ze zijn niet zomaar snel op te lossen of weg te nemen door mensen die naast ons staan. We moeten door de vervelende gevoelens heen en ondertussen zoeken naar oplossingen, om hulp te vragen, soms bij professionals, verder kijken dan de vertrouwde weg en open staan voor nieuwe ervaringen en nieuwe mensen die ons goed doen. Soms gebeurt er iets heel bijzonders: een bijzondere ontmoeting, een bijzondere ervaring, waarbij je zegt: dat was echt een wonder. Je voelt de aanwezigheid van de Eeuwige, alsof je wordt opgetild boven je zorgen uit. Je loopt, al is het voor even, over het water. Die wonderlijke gebeurtenis geeft je het vertrouwen dat je er niet alleen voor staat, het vertrouwen dat het leven weer goed kan worden. Je ontdekt  misschien oplossingen voor je problemen of manieren om met die problemen om te gaan. Je ervaart dat er meer is dan de problemen, dat er dingen zijn die je plezier en energie geven. Wie dat zo heeft ervaren, kan erop vertrouwen dat het in nieuwe moeilijke situaties ook wel weer goed zal gaan.
We mogen ook vertrouwen dat het zo gaat bij de mensen om wie wij ons zorgen maken. We mogen vertrouwen hebben in hen, vertrouwen in hun levenskracht, veerkracht; vertrouwen in mensen die op hun pad komen, mensen die ze daarvoor misschien nauwelijks kenden, vertrouwen in het leven met soms mooie, onverwachte gebeurtenissen, vertrouwen op de Eeuwige.
Jezus legt ons geen onmogelijke last op. Als we zorg hebben voor mensen die op ons pad komen en zorg voor onze gemeenschap, zegt hij ons om niet te kijken naar wat er allemaal nodig is, maar gewoon te gaan beginnen met te delen van wat je hebt, op je te nemen wat je aankunt, voor de gemeenschap te doen waar je goed in bent en te vertrouwen dat anderen meedoen. Dan zien we wonderen gebeuren. Niemand komt tekort aan aandacht en zorg, er is meer dan voldoende. Wie vertrouwt kan angst en zorgen loslaten, lopen over het water.

Geloofslied: Voor mensen die naamloos

Klaar maken van de tafel en collecte
Tijdens de collecte
zingt Dorine Broekmeulen de psalm die bij deze zondag hoort: psalm 114: Het volk dat uit Egypte trok

Voorbeden, accl.:  Kom adem ons open.
Wij bidden voor wie getroffen zijn door de ramp in Griekenland of Laos
Dat er troost mag zijn voor wie iemand verloren, zorg voor mensen die hun huis en goederen kwijtraakten.

Wij bidden voor mensen die zich hard inzetten zonder dat ze resultaat zien
Voor mensen die te hard moeten werken en te weinig loon krijgen om daarvan te leven.
Open de ogen van de mensen die hen tekort doen, zodat zij een rechtvaardige beloning krijgen.

Wij bidden voor de mensen die zorgen voor anderen in hun omgeving.
Dat zij de zorg voor anderen kunnen delen, zodat ze niet te zwaar worden belast.

Wij bidden voor professionele zorgverleners. Dat zij de tijd krijgen om hun zorg met aandacht te verlenen.

Wij bidden voor onze gemeenschap, dat wij niet alsmaar harder willen roeien,
maar leven in vertrouwen op u. Dat wij mogen ervaren dat wat wij aan aandacht en inzet in huis hebben, voor u een overvloed is, genoeg voor iedereen, oud en jong.

Wij bidden voor wat geschreven staat in ons intentieboek en voor wat er leeft in de stilte van ons hart
Wij noemen de namen van wie ons zijn voorgegaan
Dat zij mogen wonen in uw licht, laat ook dat licht mogen schijnen voor hen die achterbleven

TAFELGEBED
Wij danken U
Dat wij mogen leven op uw adem
Dat u ons nieuwe adem schenkt
als de adem ons benomen is
Dat u de nood van mensen ziet en hoort
uw volk bevrijdde uit het land van de angst
voor hen uittrok naar het beloofde land
En steeds wanneer de mensen
geen oog meer hadden voor u en voor elkaar,
stonden er profeten op:
Mensen die aanklaagden,
maar ook de weg wezen
naar u en naar een nieuwe samenleving

Wij danken U voor Jezus
Die leefde onder ons
Leefde in vertrouwen op u
Hij leerde ons om onze naast lief te hebben als onszelf
Niet minder maar ook niet meer
en waar de zorg voor de ander ons te zwaar valt
leerde hij ons om op adem te komen bij U
om in gesprek met u
telkens onze weg te bepalen

Tot het laatste toe
bleef Hij met u in gesprek
bleef hij verbonden met mensen.
zoals op de avond
dat het feest van de bevrijding werd gevierd
hij het brood nam, dankte
en zei;
Dit brood is als mijn leven,
gegeven voor jullie, gedeeld met jullie
Blijf brood breken en delen om mij te gedenken
Dan ben ik bij jullie
Hij nam ook de wijn gaf die aan zijn vrienden en zei
Dit de wijn van ons gezamenlijk verlangen naar de nieuwe wereld,
van liefde sterker dan de dood
Blijf deze drinken tot de nieuwe wereld voltooid is

Hij stierf,
maar het donker kon zijn licht niet doven
Hij leeft onder ons
waar wij worden aangestoken door zijn Geest:
mensen vol levensadem,
mensen die leven brengen als Hij,
tot heel de aarde op een hemel lijkt

tot het zo ver is blijven we bidden :
Onze Vader,

Vredeswens
“Vrede”, zei Jezus. “Ik zend jullie de wereld in.”
Zo veel mensen verlangen naar vrede. Breng vrede, waar je ook bent.

Lied: Zuster en broeder.

Delen van brood en wijn
In het delen van brood en wijn denken we aan hem, aan zijn leven en sterven en dat hij nog altijd leeft onder ons.
Leef in verbondenheid met de Eeuwige,
deel je leven zoals hij dat deed,
Van harte welkom aan deze tafel

Communielied: Gij komt tot ons waar niet verwacht

Dankgebed:
Wij danken u
dat wij hier samen
het geheim van het leven mogen ervaren
dat wij hier mogen delen
wat ons zwaar valt en wat ons hoop geeft
dat u ons boven onze zorgen uittilt
ons doet opstaan
uit wat klein maakt of verlamt;
dat wij op weg mogen gaan
naar een nieuwe wereld
met brood voor onderweg
en vuur in ons hart om anderen aan te steken

Mededelingen

Slotgedachte “Ik nodig je uit – zegt God”

Als Ik zie hoe groot je inzet is
voor het geluk van anderen
en op welke manier je dienstbaar wilt zijn
aan gekwetste mensen,
dan ben Ik blij dat Ik je mijn kind mag noemen
– zegt God –
maar tegelijkertijd ben Ik bezorgd
dat je in al die drukte zult verdrinken.

Daarom wil Ik je uitnodigen
af en toe mee te komen naar een eenzame plaats
om alleen te zijn en wat uit te rusten,
om de vriendschap tussen jou en Mij nog te versterken,
en om daarna met een nieuw hart
naar de wereld en naar de mensen te gaan.

Erwin Roosen
http://www.preekvandeweek.be

Nog geen reacties

Reactie plaatsen